W24 FA 3H H6 Les 5

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour à 3H1

Chapitre 6 

Paris, c'est parti

Cours de français

La semaine derrière...

Vorige week hebben we partie E van chapitre 6 behandeld. 

Planning 

Semaine 24

8 juin à 12 juin

Cette semaine...

deze week...

- Vous apprenez le verbe savoir 

- Vous faites les devoirs.

(leren jullie het werkwoord 'savoir' en maken jullie het huiswerk)

Savoir 

Vandaag gaan we een nieuw werkwoord leren.

Doel: aan het einde van deze presentatie ken je het werkwoord savoir. Je weet wat het betekent, je kan het herkennen en zelf toepassen in de volgende tijden: le présent, le passé composé, l'imparfait en le futur simple.

Savoir 

= een onregelmatig werkwoord. 

Betekenis: weten / kunnen

Savoir: le présent

Je sais = ik weet

Tu sais = jij weet

Il/elle/on sait = hij/zij weet

Nous savons = wij weten

Vous savez = jullie weten

Ils/elles savent = zij weten

Savoir: le passé composé

Stap 1: neem een vorm van het werkwoord avoir 

--> j'ai

Stap 2: savoir  verandert in su

--> su

= j'ai su 

Savoir: le passé composé

J'ai su = ik heb geweten 

Tu as su = jij hebt geweten 

Il/elle/on a su= hij heeft geweten

Nous avons su = wij hebben geweten

Vous avez su = jullie hebben geweten

Ils/elles ont su = zij hebben geweten

J'(savoir - passé composé ) cette poésie il y a fort longtemps, mais je l'ai complètement oubliée!

1. j'ai su
2. je sais
3. je savais

Comment vous (savoir - passé composé) faire ce calcul?

1. vous avons su
2. vous avez su
3. vous savez

Eric et Elise (savoir - passé composé) convaincre le prof que la question était trop difficile.

1. ils savent
2. ils avez su
3. ils ont su

Savoir: l'imparfait 

Stap 1: neem de nous-vorm van het werkwoord savoir

--> savons

Stap 2: uitgangen van de imparfait 

--> ais, ais, ait, ions, iez, aient 

  

= Je savais 

Savoir: l'imparfait 

Je savais = ik wist

Tu savais = jij wist 

Il/elle/on savait = hij wist

Nous savions = wij wisten

Vous saviez = jullie wisten

Ils/elles savaient = zij wisten

Nu jullie: Sleep de juiste vorm van savoir in de imparfait naar de juiste persoonsvorm.

Savoir: l'imparfait

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

savais

savions

savaient

savait

savais

saviez

Savoir: le futur simple 

Je saurai = ik zal weten

Tu sauras = jij zal weten

Il/elle/on saura = hij zal weten

Nous saurons = wij zullen weten

Vous saurez = jullie zullen weten

Ils/elles sauront = zij zullen weten

Opdracht:

Bedenk 4 zinnen waarin het werkwoord savoir voorkomt. In elke zin gebruik je een andere tijd. Het gaat om de tijden die we net hebben behandeld:

le présent, le passé composé, l'imparfait en le futur simple. 

*Exemple: Je sais répondre à la question difficile. 

Lever deze 4 zinnen in op de volgende dia.

4 zinnen met savoir in de 4 behandelde tijden: le présent, le passé composé, l'imparfait en le futur simple.

Wat moet je maken deze week?

ONLINE

Opdrachten Chapitre 6

- maak alle oefeningen van Partie 2, dat is bron F en G

- leren vocabulaire bron E Nederlands - Frans via 'Slim Stampen'

bon travail et à bientôt!