Huisdieren en boerderijdieren
1 / 36
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke HUISdieren ken jij nog?
Slide 2 - Question ouverte
Welk dier zie je?
Slide 3 - Question ouverte
Welk dier zie je?
Slide 4 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
Slide 5 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
Slide 6 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
Slide 7 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
Slide 8 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
Slide 9 - Question ouverte
HUISdieren
Slide 10 - Carte mentale
Welke BOERDERIJdieren ken jij nog?
Slide 11 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
Slide 12 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
A
Geit
B
Paard
C
Ezel
D
Koe
Slide 13 - Quiz
Welk dier zie jij?
Slide 14 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
Slide 15 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
A
Paard
B
Big
C
Veulen
D
Kitten
Slide 16 - Quiz
Welk dier zie jij?
A
Hond
B
Puppy
C
Lam
D
Kitten
Slide 17 - Quiz
Welk dier zie jij?
Slide 18 - Question ouverte
Welk dier zie jij?
A
Schildpad
B
Muis
C
Egel
D
Vogel
Slide 19 - Quiz
BOERDERIJdieren
Slide 20 - Carte mentale
De koe
De kip
De egel
De muis
Slide 21 - Question de remorquage
Het veulen
Het kalf
De kitten
De puppy
De hond
Het paard
Slide 22 - Question de remorquage
Slide 23 - Vidéo
Wat is het meervoud?
1 kat; 2 ...
1 kat; 2 ...
A
Kats
B
Katten
C
Katen
Slide 24 - Quiz
Wat is het meervoud?
1 hond; 2 ...
1 hond; 2 ...
Slide 25 - Question ouverte
Wat is het meervoud?
1 duif; 3 ...
1 duif; 3 ...
A
Duifen
B
Duifs
C
Duiven
Slide 26 - Quiz
Wat is het meervoud?
1 slang; 4 ...
1 slang; 4 ...
Slide 27 - Question ouverte
Wat is het meervoud?
1 muis; 4 ...
1 muis; 4 ...
Slide 28 - Question ouverte
Wat is het meervoud?
1 vis; 2 ...
1 vis; 2 ...
A
Visen
B
Vissen
C
Viss
Slide 29 - Quiz
Wat is het meervoud?
1 boer; 3 ...
1 boer; 3 ...
Slide 30 - Question ouverte
1 ezel; 2...
1 boer; 3...
1 vis; 3...
ezels
Ezelen
Boers
Boeren
Viss
Visen
Vissen
Slide 31 - Question de remorquage
1 schaap; 4...
1 vogel; 4...
1 duif; 3...
Schaaps
Schapen
Vogelen
Vogels
Duifs
Duifen
Duiven
Slide 32 - Question de remorquage
Wat is het meervoud?
1 jongen; 3...
1 jongen; 3...
Slide 33 - Question ouverte
Wat is het meervoud?
1 meisje; 4...
1 meisje; 4...
Slide 34 - Question ouverte
Wat is het meervoud?
1 bloem; 5...
1 bloem; 5...
A
Bloems
B
Bloemmen
C
Bloemen
Slide 35 - Quiz
Wat is het meervoud?
1 bed; 2...
1 bed; 2...
A
Bedden
B
Beds
C
Beden
