Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord h/hv

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2,3

Een persoonlijk vnw vervangt een znw

Let op!

Het woordje 'het' is een persoonlijk voornaamwoord als het niet voor een znw staat, maar zelfstandig in de zin voorkomt. Het is dan een ding of zaak (iets) en het is een apart zinsdeel als je de zin ontleedt.

Ik geef het cadeau aan haar. (het = blw)

Ik geef het aan haar. 

In de tweede zin is het een persoonlijk voornaamwoord, het is dan iets, het is een apart zinsdeel en er staat geen lw achter.

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik kijk televisie met mijn broertje.

1. ik
2. mijn
3. televisie
4. broertje

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Zij geeft mij altijd complimentjes.

1. zij
2. mij
3. zij én mij
4. altijd

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik geef het op.

1. ik
2. het
3. ik én het
4. op

Is het een lidwoord of een persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin:
Ik wacht het nog even af.

1. lidwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. geen van beide
4. allebei

Persoonlijk vnw:

bezittelijk vnw

Die ogen van ....

1. jou
2. jouw

Dit zijn ........ ogen

1. jou
2. jouw

Een persoonlijk / bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets het bezit is van iemand of iets.

1. persoonlijk
2. bezittelijk

‘Ik’ is een persoonlijk / bezittelijk voornaamwoord.

1. persoonlijk
2. bezittelijk

‘Uw’ is een persoonlijk / bezittelijk voornaamwoord.

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Hun moeder brengt hen naar mijn huis.
Wat is het persoonlijk voornaamwoord

1. Hun
2. hen
3. mijn

Hun moeder brengt hen naar mijn huis.
Welke zijn bezittelijk? (2)

1. Hun
2. hen
3. mijn

Zij zag hem op straat.
Zij en hem zijn:

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Hij heeft haar fiets geleend.
Hij is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hij heeft haar fiets geleend.
Haar is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Ik weet het verschil tussen een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

😒🙁😐🙂😃