Les voor 9 december 2021 jaar 1

Les 9 december 2021: jaar 1
Inhoud:
Samenvatting van hoofdstuk 2
Franse cultuur
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Les 9 december 2021: jaar 1
Inhoud:
Samenvatting van hoofdstuk 2
Franse cultuur

Slide 1 - Diapositive

Over deze les:
Je krijgt zo vragen over hoofdstuk 2.
Iedere keer als het onderwerp veranderd, krijg je eerst een slide met wat informatie en uitleg.
Na de vragen van hoofdstuk 2 volgen er nog wat vragen met weetjes over Frankrijk en de Franse cultuur.

Slide 2 - Diapositive

Eerste onderwerp... woordjes
Klik het goede antwoord aan.
Deze woorden komen uit de woordenlijsten van hoofdstuk 2.

Slide 3 - Diapositive

le pain
A
de pannenkoek
B
de ui
C
het brood
D
het vlees

Slide 4 - Quiz

mais
A
en
B
maar
C
wat
D
in

Slide 5 - Quiz

l'enfant
A
het kind
B
de afspraak
C
de bakkerij
D
de winkel

Slide 6 - Quiz

aussi
A
met
B
in
C
ook
D
oké

Slide 7 - Quiz

le repas
A
het probleem
B
de boter
C
het kledingstuk
D
de maaltijd

Slide 8 - Quiz

d'accord
A
mogelijk
B
oké
C
morgen
D
gek op

Slide 9 - Quiz

combien
A
altijd
B
veel
C
hoeveel
D
nu

Slide 10 - Quiz

acheter
A
helpen
B
kopen
C
voorbereiden, maken
D
praten

Slide 11 - Quiz

l'oeuf
A
de boter
B
de tomaat
C
de groente
D
het ei

Slide 12 - Quiz

préférer
A
houden van
B
liever hebben
C
dol zijn op
D
een hekel hebben aan

Slide 13 - Quiz

beaucoup
A
veel
B
altijd
C
mogelijk
D
binnenkomen

Slide 14 - Quiz

l'argent
A
de bakkerij
B
het kledingstuk
C
het geld
D
het chocoladebroodje

Slide 15 - Quiz

le magasin
A
het magazijn
B
de winkel
C
het kledingstuk
D
de supermarkt

Slide 16 - Quiz

la boulangerie
A
het stokbrood
B
de pannenkoek
C
de kaas
D
de bakkerij

Slide 17 - Quiz

2. Zinnen
Vertaal de zinnen en sleep de goede vertalingen naar elkaar toe.
De zinnen komen uit hoofdstuk 2.

Slide 18 - Diapositive

Un coca et une crêpe, s'il vous plait.
Je voudrais une baguette.
Ça coûte combien?
C'est quoi?
Vous avez deux croissants?
Wat is dat?
Heeft u twee croissants?
Een cola en een pannenkoek alstublieft.
Hoeveel kost het?
Ik wil graag een stokbrood.

Slide 19 - Question de remorquage

3. Werkwoorden op -er
je parle
ik praat
tu parles
jij praat
il/elle parle
hij/zij praat
on parle
wij praten
nous parlons
wij praten
vous parlez
jullie praten/u praat
ils/elles parlent
zij praten

Slide 20 - Diapositive

3. Werkwoorden op -er
Klik het goede antwoord aan.

Slide 21 - Diapositive

Tu (donner)
A
donne
B
donnes
C
donnez
D
donnent

Slide 22 - Quiz

Nous (chercher)
A
cherche
B
cherchez
C
cherchons
D
cherchent

Slide 23 - Quiz

Je (trouver)
A
trouve
B
trouves
C
trouvez
D
trouvent

Slide 24 - Quiz

Ils (préparer)
A
prépare
B
prépares
C
préparons
D
préparent

Slide 25 - Quiz

4. Ontkenning
Niet of geen is in het Frans ne ... pas.
Ne zet je vóór de persoonsvorm en pas erachter.
Wanneer de persoonsvorm begint met een klinker of stomme h wordt ne geschreven als n'.

Je ne mange pas la pizza.
Je n'aime pas les frites.

Slide 26 - Diapositive

4. Ontkenning
Kies het goede antwoord.

Slide 27 - Diapositive

ne of n'
Welke zin is goed geschreven?
A
Je ne donne pas un cadeau.
B
Je n'donne pas un cadeau.

Slide 28 - Quiz

ne of n'
Welke zin is goed geschreven?
A
Elle ne regarde pas le film.
B
Elle n'regarde pas le film.

Slide 29 - Quiz

ne of n'
Welke zin is goed geschreven?
A
Je ne adore pas le chocolat.
B
Je n'adore pas le chocolat.

Slide 30 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Ne nous aimons pas les frites.
B
Nous n'aimons les pas frites.
C
Nous n'aimons pas les frites.
D
Nous aimons ne pas les frites.

Slide 31 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Il cherche ne pas le lapin.
B
Il ne cherche pas le lapin.
C
Il ne pas cherche le lapin.
D
Il cherche ne le lapin pas.

Slide 32 - Quiz

Frankrijk en de Franse cultuur
Kies het goede antwoord.

Slide 33 - Diapositive

Hoeveel keer is Frankrijk groter dan Nederland?
A
8 keer
B
13 keer
C
15 keer
D
19 keer

Slide 34 - Quiz

Hoeveel inwoners heeft Frankrijk ongeveer?
A
38 miljoen
B
54 miljoen
C
67 miljoen
D
75 miljoen

Slide 35 - Quiz

Hoeveel stokbroden worden er per jaar in Frankrijk verkocht?
A
100 miljoen
B
250 miljoen
C
1 miljard
D
6 miljard

Slide 36 - Quiz

Frankrijk was in 2019 de eerste toeristische bestemming ter wereld.
Hoeveel toeristen kwamen er in dat jaar?
A
60 miljoen
B
90 miljoen
C
100 miljoen
D
130 miljoen

Slide 37 - Quiz

Hoeveel slakken eten de Fransen per jaar?
A
1 miljoen
B
10 miljoen
C
25 miljoen
D
500 miljoen

Slide 38 - Quiz

Het Frans wordt in verschillende delen van de wereld gesproken. In hoeveel landen is het Frans de officiële taal?
A
15
B
25
C
30
D
50

Slide 39 - Quiz

Hoeveel kaassoorten worden er in Frankrijk gemaakt?
A
1000
B
1200
C
1700
D
2300

Slide 40 - Quiz

Wie gaf opdracht om dit te bouwen?
A
Napoleon
B
Karel de Grote
C
Julius Ceasar
D
President Macron

Slide 41 - Quiz

Hoe heet deze Franse kaas?
A
brie
B
camembert
C
roquefort
D
gatenkaas

Slide 42 - Quiz

Paarse vrijdag
Morgen vieren wij paarse vrijdag. Ook in België, de Verenigde staten en in Canada hebben ze een dag op een ander moment in het jaar die lijkt op paarse vrijdag.
In Frankrijk is dit er nog niet.
Hier een paar weetjes over de stand van zaken rond LHBTI+ in Frankrijk.

Slide 43 - Diapositive

Homohuwelijk
Nederland was in 2001 het eerste land ter wereld dat het homohuwelijk toestond. 
In Frankrijk heeft dit langer geduurd en mogen mensen van hetzelfde geslacht trouwen en kinderen adopteren sinds 2013.
2 jaar eerder in 2011 stemde het Franse parlement hier nog op tegen.

Slide 44 - Diapositive

Transwetten
In Frankrijk is het mogelijk om je geslacht te veranderen van M naar V en andersom. 
Vroeger werd transseksualiteit als een ziekte gezien, maar in 2009 was Frankrijk het eerste land dat transseksualiteit niet meer als ziekte beschouwde.

Slide 45 - Diapositive

Non-binaire/neutrale aanspreekvormen
Non-binaire personen kunnen in het Frans uit verschillende aanspreekvormen kiezen. Veel non-binaire personen willen aangesproken worden met iel of yel. Omdat het woord iel door sommigen wordt gezien als een combinatie van de woorden il (hij) en elle (zij) is dit woord niet voor iedereen geschikt. Mensen die zich niet als man en niet als vrouw identificeren kunnen er ook voor kiezen om te willen worden aangesproken met ul, ol, ael, im, em, ille of el. 


Slide 46 - Diapositive

Einde van de les

Slide 47 - Diapositive