1. Verwijzingen naar personen (let op: 2 uitzonderingen)
2. Verwijzingen naar dieren en dingen
Slide 6 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzingen naar personen
Heeft het woord betrekking op personen?
Dan verwijs je met –n.
Velen deden mee aan het sporttoernooi.
Anderen hadden geen zin om mee te doen.
Enkelen hadden zich ziek gemeld.
Sommigen kwamen gewoon niet opdagen.
Slide 7 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzingen naar personen
Uitzondering 1
Wanneer alleen een –e als het over personen gaat?
Staat het znw achter de verwijzing? Dan verwijs je zonder –n.
Vele leerlingen deden mee aan het sporttoernooi. Andere leerlingen hadden geen zin om mee te doen.
Slide 8 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzingen naar personen
Uitzondering 2
Waarom alleen een –e als het toch over personen gaat?
Kun je het znw denkbeeldig invullen, omdat het eerder in de zin of in de zin ervoor is gebruikt? Dan verwijs je zonder –n.
Enkele leerlingen hadden zich ziek gemeld. Sommige kwamen gewoon niet opdagen.
Slide 9 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzingen naar dieren/dingen
Heeft het woord betrekking op dieren en dingen?
Dan verwijs je zonder –n
De cadeautjes zijn alle uitgedeeld.
De stoel en de kruk zijn beide nat.
Sommige van die bomen zijn al groot.
Deze winkels gaan alle verhuizen.
Slide 10 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.
Welke zin is juist? Waarom?
Slide 11 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee. B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.
Welke zin is juist? Waarom?
Er wordt verwezen naar personen.
Slide 12 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.
Welke zin is juist? Waarom?
Slide 13 - Diapositive
Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.
Welke zin is juist? Waarom?
Er wordt verwezen naar een ding.
Slide 14 - Diapositive
Staat er eenznw achter?
Nee
Heeft het woord
betrekking op personen?
Nee
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf wel -n
Heeft het woord betrekking op personen?
Schrijf geen -n
Schrijf geen-n
Schrijf wel een -n
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Aan de slag!
Maak de opdrachten op de volgende slides.
Slide 17 - Diapositive
Enige/Enigen weken geleden hebben vandalen alle/allen ruiten van de dierenwinkel ingegooid.
A
enige
B
enigen
Slide 18 - Quiz
Enige/Enigen weken geleden hebben vandalen alle/allen ruiten van de dierenwinkel ingegooid.
A
alle
B
allen
Slide 19 - Quiz
De meeste/meesten van ons waren goed voorbereid op het survivalweekend.
A
meeste
B
meesten
Slide 20 - Quiz
In het weekend maken vele/velen een uitstapje; sommige/sommigen echter blijven liever thuis.
A
vele
B
velen
C
sommige
D
sommigen
Slide 21 - Quiz
Mijn ouders waren de enige/enigen die niet op de ouderavond konden komen.
A
enige
B
enigen
Slide 22 - Quiz
Stanley nodigde beide/beiden meisjes uit op het tuinfeest van zijn broer.
A
beide
B
beiden
Slide 23 - Quiz
Slechts weinige/weinigen kunnen zich zo’n dure auto veroorloven als een Porsche.
A
weinige
B
weinigen
Slide 24 - Quiz
Sommige/sommigen wetenschappers menen dat klonen geen kwaad kan, andere/anderen hebben daar zo hun twijfels over.
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen
Slide 25 - Quiz
De jongens hebben beide/beiden enkele/enkelen euro’s gevonden op straat.
A
beide
B
beiden
C
enkele
D
enkelen
Slide 26 - Quiz
Van de vele/velen voorbijgangers weigerden de meeste/meesten om de flyer aan te nemen.
A
vele
B
velen
C
meeste
D
meesten
Slide 27 - Quiz
Enkele/enkelen toeristen kochten klompen, andere/anderen gaven de voorkeur aan houten tulpen.
A
enkele
B
enkelen
C
andere
D
anderen
Slide 28 - Quiz
Terwijl de eerste/eersten al over de finishlijn schaatsten, moesten de laatste/laatsten nog starten
A
eerste
B
eersten
C
laatste
D
laatsten
Slide 29 - Quiz
Omdat sommige/sommigen reizigers hun tas op een stoel hadden gezet, konden andere/anderen niet zitten
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen
Slide 30 - Quiz
Zeeschildpadden en neushoorns zijn ernstig bedreigd, maar de laatste/laatsten worden steeds beter beschermd.
A
laatste
B
laatsten
Slide 31 - Quiz
Er waren honderd deelnemers. Alle/allen finishten binnen de tijd.
(regel: blz. 141 in Op Niveau, onderaan!)
A
alle
B
allen
Slide 32 - Quiz
Van alle stiften in de bal zijn er verscheidene/verscheidenen uitgedroogd.
A
verscheidene
B
verscheidenen
Slide 33 - Quiz
De springbok hoort bij de snelste/snelsten op het land.
A
snelste
B
snelsten
Slide 34 - Quiz
Hoewel de meeste/meesten er geen zin in hadden, gingen uiteindelijk alle leerlingen aan de slag.
A
meeste
B
meesten
Slide 35 - Quiz
Nederlanders zijn gemiddeld de langste/langsten ter wereld.
A
langste
B
langsten
Slide 36 - Quiz
In sommige zinnen heeft het verwijswoord betrekking op een zaak/ding én een persoon. Bijvoorbeeld: De fotograaf en zijn camera vielen beide/beiden in het water. 1. Welke schrijfwijze zou jij kiezen in dit geval, beide of beiden? 2. Herschrijf de zin, zodat je het spellingsprobleem omzeilt. 3. Zoek op internet naar spellingsadvies in dit soort gevallen. Vergelijk de adviezen van minimaal twee websites (bijv. Taalunie, Onze Taal).
Slide 37 - Question ouverte
Lesdoel behaald?
Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van een meervouds-n bij verwijzingen.