Dorpskrant les 7: verwijzingen


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant:les 7
               VWO/GYM 2
            P2 2024-2025
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant:les 7
               VWO/GYM 2
            P2 2024-2025

Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
20:00

Slide 2 - Diapositive

Vorige les heb je geleerd...

... welke vormen van beeldspraak er zijn (metonymia, personificatie, metafoor, vergelijking met als en zonder als).

Voordat we verdergaan: een korte herhaling....

Log in bij LU en doe mee met de les.

Slide 3 - Diapositive

Kun je een voorbeeld bedenken van een metonymia?

Slide 4 - Carte mentale

Mentonymie
Je gebruikt metonymie als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. Dat woord roept datgene wat je bedoelt als het ware op.

Zo kun je spreken van koppen tellen, terwijl je bedoelt: ‘mensen tellen’. In plaats van het ‘geheel’ (mens) noem je een onderdeel (kop).

Slide 5 - Diapositive

Metonymia: 'Marianne Timmer won in 1998 en in 2006 goud.' Wat wordt er bedoeld?
A
hoofdprijs
B
gouden munten
C
de scheikundige samenstelling
D
gouden medaille

Slide 6 - Quiz

Kun je een voorbeeld bedenken van een personificatie?

Slide 7 - Carte mentale

Personificatie
Iets levenloos krijgt een menselijke eigenschap.

Slide 8 - Diapositive

Criteria spelling specifiek
  • Verwerk in de krant:

  • 4 verschillende regels hoofdlettergebruik
  • 4 verwijzingen -> deze les!
  • 4 samenstellingen
  • 4 samentrekkingen
  • stijlfiguren/beeldspraak
  • De woorden hiervoor bepaal je zelf. Je geeft ze een kleur in de krant.

Slide 9 - Diapositive

Aan het einde van deze les ...

  • ... weet je hoe je verwijzingen moet schrijven; met een -n of zonder -n (alle/allen, beide/beiden). 

  • Waarom ook alweer? 
  • In de dorpskrant verwerk je 4 verwijzingen naar keuze. 

Slide 10 - Diapositive

Wel of geen -n bij verwijzingen

  • Beide(n), enkele(n), sommige(n), alle(n), vele(n), andere(n)

  • 2 categorieën:
  1. Verwijzingen naar personen 
  2. Verwijzingen naar dieren en dingen

Slide 11 - Diapositive

Verwijzingen naar personen
  • Heeft de verwijzing betrekking op personen? 
  • Dan verwijs je met -n.

  • Velen deden mee aan het sporttoernooi.
  • Anderen hadden geen zin om mee te doen.
  • Enkelen hadden zich ziekgemeld. 
  • Sommigen kwamen gewoon niet opdagen.

Slide 12 - Diapositive

Verwijzingen naar personen
  • Uitzondering 1:
  • Bij een verwijzing naar een persoon in combinatie met een zelfstandig naamwoord schrijf je geen -n.

  • Vele ouders waren aanwezig op de ouderavond.
  • Sommige collega's kwamen niet naar de vergadering.

Slide 13 - Diapositive

Verwijzingen naar personen
  • Uitzondering 2: Kun je het zelfstandig naamwoord denkbeeldig invullen achter de verwijzing, omdat het eerder in de zin of in de zin ervoor is genoemd? Dan verwijs je zonder -n.

  • Veel leerlingen deden mee aan het sporttoernooi. Andere (leerlingen) hadden geen zin om mee te doen.

Slide 14 - Diapositive

Verwijzingen naar dieren/dingen
  • Heeft de verwijzing betrekking op dieren of dingen
  • Dan verwijs je zonder –n


  • De cadeautjes zijn alle uitgedeeld.
  • De ezels zijn beide nat.
  • Sommige van de bomen zijn al groot.
  • Deze winkels gaan alle verhuizen.

Slide 15 - Diapositive

Meervouds-n bij verwijzing
  • A. Sommige van de bomen zijn al groot.
  • B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

  • Welke zin is juist? Waarom?

Slide 16 - Diapositive

Meervouds-n bij verwijzing
  • A. Sommige van de bomen zijn al groot.
  • B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

  • Welke zin is juist? Waarom? Er wordt verwezen naar een ding.

Slide 17 - Diapositive

Meervouds-n bij verwijzing
  • A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee. 
  • B. In de pauze dronken sommige een kopje thee. 

  • Welke zin is juist? Waarom?

Slide 18 - Diapositive

Meervouds-n bij verwijzing
  • A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
  • B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.

  • Welke zin is juist? Waarom? Er wordt verwezen naar personen.

Slide 19 - Diapositive

Staat er een zn achter?
Nee
Heeft het woord
betrekking op personen?
Nee
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf wel -n

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag!
Log in op LessonUp.
Ga naar De dorpskrant les 7 - maak slide 17 en verder...

Slide 21 - Diapositive

Enige/Enigen weken geleden hebben vandalen alle/allen ruiten van de dierenwinkel ingegooid.
A
enige
B
enigen

Slide 22 - Quiz

Enige/Enigen weken geleden hebben vandalen alle/allen ruiten van de dierenwinkel ingegooid.
A
alle
B
allen

Slide 23 - Quiz

De meeste/meesten van ons waren goed voorbereid op het survivalweekend.
A
meeste
B
meesten

Slide 24 - Quiz

In het weekend maken vele/velen een uitstapje; sommige/sommigen echter blijven liever thuis.
A
vele
B
velen

Slide 25 - Quiz

In het weekend maken vele/velen een uitstapje; sommige/sommigen echter blijven liever thuis.
A
sommige
B
sommigen

Slide 26 - Quiz

Mijn ouders waren de enige/enigen die niet op de ouderavond konden komen.
A
enige
B
enigen

Slide 27 - Quiz

Stanley nodigde beide/beiden meisjes uit op het tuinfeest van zijn broer.
A
beide
B
beiden

Slide 28 - Quiz

Slechts weinige/weinigen kunnen zich zo’n dure auto veroorloven als een Porsche.
A
weinige
B
weinigen

Slide 29 - Quiz

Sommige/sommigen wetenschappers menen dat klonen geen kwaad kan, andere/anderen hebben daar zo hun twijfels over.
A
sommige
B
sommigen

Slide 30 - Quiz

Sommige/sommigen wetenschappers menen dat klonen geen kwaad kan, andere/anderen hebben daar zo hun twijfels over.
A
anderen
B
andere

Slide 31 - Quiz

De jongens hebben beide/beiden enkele/enkelen euro’s gevonden op straat.
A
beide
B
beiden
C
enkele
D
enkelen

Slide 32 - Quiz

Van de vele/velen voorbijgangers weigerden de meeste/meesten om de flyer aan te nemen.
A
vele
B
velen

Slide 33 - Quiz

Van de vele/velen voorbijgangers weigerden de meeste/meesten om de flyer aan te nemen.
A
meeste
B
meesten

Slide 34 - Quiz

Enkele/enkelen toeristen kochten klompen, andere/anderen gaven de voorkeur aan houten tulpen.
A
enkele
B
enkelen

Slide 35 - Quiz

Enkele/enkelen toeristen kochten klompen, andere/anderen gaven de voorkeur aan houten tulpen.
A
andere
B
anderen

Slide 36 - Quiz

Terwijl de eerste/eersten al over de finishlijn schaatsten, moesten de laatste/laatsten nog starten
A
eerste
B
eersten
C
laatste
D
laatsten

Slide 37 - Quiz

Terwijl de eerste/eersten al over de finishlijn schaatsten, moesten de laatste/laatsten nog starten
A
eerste
B
eersten
C
laatste
D
laatsten

Slide 38 - Quiz

Omdat sommige/sommigen reizigers hun tas op een stoel hadden gezet, konden andere/anderen niet zitten
A
sommige
B
sommigen

Slide 39 - Quiz

Omdat sommige/sommigen reizigers hun tas op een stoel hadden gezet, konden andere/anderen niet zitten
A
andere
B
anderen

Slide 40 - Quiz

Zeeschildpadden en neushoorns zijn ernstig bedreigd, maar de laatste/laatsten worden steeds beter beschermd.
A
laatste
B
laatsten

Slide 41 - Quiz


Er waren honderd deelnemers. Alle/allen finishten binnen de tijd.

A
alle
B
allen

Slide 42 - Quiz

Van alle stiften in de etui zijn er verscheidene/verscheidenen uitgedroogd.
A
verscheidene
B
verscheidenen

Slide 43 - Quiz

De springbok hoort bij de snelste/snelsten op het land.
A
snelste
B
snelsten

Slide 44 - Quiz

Hoewel de meeste/meesten er geen zin in hadden, gingen uiteindelijk alle leerlingen aan de slag.
A
meeste
B
meesten

Slide 45 - Quiz

Nederlanders zijn gemiddeld de langste/langsten ter wereld.
A
langste
B
langsten

Slide 46 - Quiz

In sommige zinnen heeft het verwijswoord betrekking op een zaak/ding én een persoon. Bijvoorbeeld: De fotograaf en zijn camera vielen beide/beiden in het water.
1. Welke schrijfwijze zou jij kiezen in dit geval, beide of beiden?
2. Herschrijf de zin, zodat je het spellingsprobleem omzeilt.
3. Zoek op internet naar spellingsadvies in dit soort gevallen. Vergelijk de adviezen van minimaal twee websites (bijv. Taalunie, Onze Taal).

Slide 47 - Question ouverte

Lesdoel behaald?

Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van een meervouds-n bij verwijzingen.
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quiz

Opdracht
Werk in je groepje verder aan de opdracht. 
Bedenk artikelen, maak een verdeling en ga een begin maken. 


Slide 50 - Diapositive