L'adjectif qualificatif

L'adjectif qualificatif
Het bijvoeglijk naamwoord

Wat is dat eigenlijk?
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

L'adjectif qualificatif
Het bijvoeglijk naamwoord

Wat is dat eigenlijk?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

C'est ça!
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord (personen/voorwerpen/plaatsen/etc.)

Un grand garçon (m) - een grote jongen
Une grande voiture (v) - een grote auto
Deux grands garçons  - twee grote jongens
Deux grandes voitures - twee grote auto's

Slide 3 - Diapositive

Former un adjectif qualificatif
Hoe maak je nou een bijv.nw in het Frans?
Ook zo'n woord past zich weer aan het zelfst.nw aan:

Un joli garçon - een leuke jongen                            (+ niks)
Une jolie fille - een leuk meisje                          (+e)
Deux jolis garçons - twee leuke jongens       (+s)
Deux jolies filles - twee leuke meisjes              (+es)

Slide 4 - Diapositive

Dus, de standaard regel:
Bij mannelijk enkelvoud: + niks   (grand)
Bij vrouwelijk enkelvoud: +e          (grande)
Bij mannelijk meervoud: +s           (grands)
Bij vrouwelijk meervoud: +es        (grandes)

Slide 5 - Diapositive

Let op!
Eindigt de standaard vorm (mannelijk ev.) al op een -e, dan komt er GEEN EXTRA -e bij de andere vormen!!!

Un jeune garçon
Une jeune fille
Deux jeunes frères
Deux jeunes soeurs

Slide 6 - Diapositive

Il est...

Slide 7 - Diapositive

Il est...

Slide 8 - Diapositive

Elle est...

Slide 9 - Diapositive

Il est...

Slide 10 - Diapositive

Ils sont...

Slide 11 - Diapositive

Vul de goede vorm van het bijv.nw in:

La fille est _______ (petit)
A
Petit
B
Petite
C
Petits
D
Petites

Slide 12 - Quiz

Vul de goede vorm van het bijv.nw in:

Les maisons (m) sont ________ (grand)
A
Grand
B
Grande
C
Grands
D
Grandes

Slide 13 - Quiz

Vul de goede vorm van het bijv.nw in:

Une _________ élève (jeune)
A
Jeune
B
Jeunee
C
Jeuns
D
Jeunes

Slide 14 - Quiz