9.5 Bloed- en orgaandonaties

9.5 Bloed- en orgaandonaties
- Telefoon in telefoontas
- Pak je laptop
- Ga in deze LessonUp

- Bedenk alvast een antwoord op de volgende vraag:
Waarmee moet rekening worden gehouden bij orgaandonaties?
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

9.5 Bloed- en orgaandonaties
- Telefoon in telefoontas
- Pak je laptop
- Ga in deze LessonUp

- Bedenk alvast een antwoord op de volgende vraag:
Waarmee moet rekening worden gehouden bij orgaandonaties?

Slide 1 - Diapositive

Herhaling. Waarmee moet rekening worden gehouden bij orgaandonaties?

Slide 2 - Question ouverte

Waar bestaat bloed ook alweer uit?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Bloeddonatie
  • Belangrijk onderdeel bij donorschap
  • Donaties nodig bij veel bloedverlies

Leerdoelen:
Je kunt verklaren welke bloedtransfusies er mogelijk zijn bij bepaalde bloedgroepen
Je weet hoe en welke gevaren er tijdens de zwangerschap kunnen ontstaan met moeder/baby met andere bloedgroepen

Bron: 9.5 'kun je van iedereen bloed krijgen '

Slide 6 - Diapositive

Bloedtransfusie is het toedienen krijgen van andermans bloedcellen / bloedplasma
De ziekte / aandoening bepaald welke onderdelen nodig zijn

Slide 7 - Diapositive

De Russische Tsarenfamilie Romanov leidde aan hemofilie. Dit houdt in dat er bij een inwendige of uitwendige bloeding er niet of nauwelijks bloedstolling optreedt.
Wat had de Romanov familie nodig gehad qua bloedtransfusie?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 8 - Quiz

Mensen die leiden aan bloedarmoede hebben vaak last van hoofdpijn, vermoeidheid en spierpijn. Dit heeft te maken met het feit dat zij zuurstof niet goed door hun lichaam kunnen krijgen. Wat hebben mensen die bloedarmoede hebben nodig qua bloedtransfusie?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 9 - Quiz

Verdeling bloedgroepen over de wereld
De bloedgroep wordt erfelijk bepaald 

Je geeft de informatie over de bloedgroep door aan je kinderen via de genen


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive





Je hebt bloedgroep A.
a) Welke antigenen heb je op je rode bloedcel?
b) Welke antistoffen heb je in je plasma?
c) Welke antigenen kun je dus niet ontvangen?
d) Van welke bloedgroepen kun je wel rode bloedcellen ontvangen?
e) Van welke bloedgroepen kun je plasma ontvangen?

Slide 12 - Question ouverte

Verkeerde bloedtransfusie
Wordt er toch de verkeerde bloedgroep gedoneerd, dan zullen de gedoneerde bloedcellen worden opgeruimd door de afweer.

Antistoffen prikken de rode bloedcellen lek. Ook zal het gedoneerde bloed gaan stollen, wat leidt tot tromboses (bloedstollingen).

Wat kan er uiteindelijk gebeuren bij een verkeerde donatie?

Slide 13 - Diapositive

Opdracht
Neem het schema over en vul het in met behulp van de bron hiernaast
timer
4:00000

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 16 - Quiz

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 17 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 18 - Quiz

Bloedgroep O is een geweldige bloeddonor, hij kan aan iedereen doneren omdat:
A
hij geen antistoffen heeft
B
hij geen antigenen heeft

Slide 19 - Quiz

Patiënten met een ernstige vorm van de ziekte van Von Willebrand kunnen behandeld worden met de stollingsfactor VWF. Omdat dit medicijn wordt gemaakt uit bloedplasma van gezonde donoren, bevat het kleine hoeveelheden van de antistoffen A en B. Toediening van grote hoeveelheden van dit medicijn kan bij bepaalde bloedgroepen, klontering van rode bloedcellen tot gevolg hebben. Patiënten van één bepaalde bloedgroep kunnen zonder gevaar voor klontering met dit medicijn behandeld worden.

Welke bloedgroep wordt hier bedoeld?
A
bloedgroep A
B
bloedgroep B
C
bloedgroep AB
D
bloedgroep O

Slide 20 - Quiz

Rhesus factor
= antigen op een rode bloedcel 

Rhesus positief (Rh+) heeft wel de rhesusfactor. 

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.



Slide 21 - Diapositive

Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed.
Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen?
Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen geen resus-antistof

Slide 22 - Quiz

Antistoffen tegen Rhesus+ antigeen worden alleen aangemaakt door mensen met Rhesus- bloed, nadat ze een keer Rhesus+ antigeen in hun lichaam hebben gekregen .

Een bloedtransfusie gaat fout waardoor per ongeluk bloedgroep B+ wordt toegediend aan iemand met bloedgroep B-. Wat voor vorm van immunisatie zal optreden in de persoon die het bloed ontvangt?

A
Actieve natuurlijke immunisatie
B
Actieve kunstmatige immunisatie
C
Passieve natuurlijke immunisatie
D
Passieve kunstmatige immunisatie

Slide 23 - Quiz

Moeder en baby
Antistoffen tegen antigeen A en B
zijn niet van het type IgG 
en kunnen daarom niet door de placenta heen van moeder naar kind

Antistoffen tegen het rhesuseiwit 
zijn wel van het type IgG 
en kunnen daarom wel door de placenta heen van moeder naar kind

Slide 24 - Diapositive

Rhesus factor en zwangerschap


Leg uit wat er hiernaast in de afbeelding gebeurt

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met stoffen die antistof aanmaken tegengaan
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.

Slide 28 - Quiz

Aan de bak
Lastig? Lees de theorie van 9.5 

Huiswerk = 1 t/m 16 van 9.5


Slide 29 - Diapositive