Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
Slide 1 - Diapositive
Orgaandonatie
Orgaanafstoting
Afweerremmers
Je kunt uitleggen hoe orgaandonaties werken en welke voorwaardes hierbij moeten worden gehaald
Bron: 10.9 'wanneer schakel je de afweer uit '
Slide 2 - Diapositive
Orgaandonaties
Sommige ziektes zijn niet te genezen. Deze worden chronisch genoemd.
Het verkrijgen van een donororgaan kan soms een oplossing geven.
Slide 3 - Diapositive
Een bepaald type diabetes kan worden genezen door het verkrijgen van een nieuw orgaan. - Welk type diabetes? - Welk soort orgaan?
A
Diabetes type I
Lever
B
Diabetes type I
Alvleesklier
C
Diabetes type II
Lever
D
Diabetes type II
Alvleesklier
Slide 4 - Quiz
Een match
Bij een match lijken de antigenen van de donor dusdanig veel op de antigenen van de ontvanger, dat het ontvangen orgaan niet (meteen) zal worden afgestoten.
Slide 5 - Diapositive
Beredeneer wie de beste match zou zijn als het aankomt op het verkrijgen van een donororgaan
A
Vader / moeder
B
Opa / oma
C
Neef / nicht
D
Broer / zus
Slide 6 - Quiz
Wanneer schakel je de afweer uit?
Slide 7 - Diapositive
Benoem een voordeel en een nadeel van het gebruik van afweerremmers.
Slide 8 - Question ouverte
De meeste orgaandonaties komen vanuit overleden personen (hoe jonger hoe beter). Er zijn ook bepaalde organen die van uit een levend persoon gedoneerd kunnen worden. Welke?
Slide 9 - Question ouverte
www.transplantatiestichting.nl
Slide 10 - Lien
Wat viel je op aan deze cijfers?
Slide 11 - Question ouverte
Zou je zelf donor willen worden? (als je 18 bent)
A
Ja
B
Nee
C
Dat weet ik nog niet
Slide 12 - Quiz
Bloeddonatie
Belangrijk onderdeel bij donorschap
Donaties nodig bij veel bloedverlies
Leerdoelen: Je kunt verklaren welke bloedtransfusies er mogelijk zijn bij bepaalde bloedgroepen Je weet hoe en welke gevaren er tijdens de zwangerschap kunnen ontstaan met moeder/baby met andere bloedgroepen
Bron: 9.5 'kun je van iedereen bloed krijgen '
Slide 13 - Diapositive
Bloedtransfusie is het toedienen krijgen van andermans bloedcellen / bloedplasma
De ziekte / aandoening bepaalt welke onderdelen nodig zijn
Slide 14 - Diapositive
Mensen die leiden aan bloedarmoede hebben vaak last van hoofdpijn, vermoeidheid en spierpijn. Dit heeft te maken met het feit dat zij zuurstof niet goed door hun lichaam kunnen krijgen. Wat hebben mensen die bloedarmoede hebben nodig qua bloedtransfusie?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma
Slide 15 - Quiz
De Russische Tsarenfamilie Romanov leidde aan hemofilie. Dit houdt in dat er bij een inwendige of uitwendige bloeding er niet of nauwelijks bloedstolling optreedt vanwege de absentie van stollingsfactoren. Wat had de Romanov familie nodig gehad qua bloedtransfusie?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma
Slide 16 - Quiz
Verdeling bloedgroepen over de wereld
De bloedgroep wordt erfelijk bepaald met allelen iA iB en i
Je geeft de informatie over de bloedgroep (rode bloedcel) door aan je kinderen via de genen
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Je hebt bloedgroep A. a) Welke antigenen heb je op je rode bloedcel? b) Welke antistoffen heb je in je plasma? c) Welke antigenen kun je dus niet ontvangen? d) Van welke bloedgroepen kun je wel rode bloedcellen ontvangen? e) Van welke bloedgroepen kun je plasma ontvangen?
Slide 19 - Question ouverte
Verkeerde bloedtransfusie
Wordt er toch de verkeerde bloedgroep gedoneerd, dan zullen de gedoneerde bloedcellen worden opgeruimd door de afweer.
Antistoffen prikken de rode bloedcellen lek. Ook zal het gedoneerde bloed gaan stollen, wat kan leiden tot tromboses.
Wat kan er uiteindelijk gebeuren bij een verkeerde donatie?
Slide 20 - Diapositive
Opdracht
Neem het schema over en vul het in met behulp van de bron hiernaast
timer
6:00000
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 23 - Quiz
Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 24 - Quiz
Bloedgroep O is een geweldige bloeddonor, hij kan aan iedereen doneren omdat:
A
hij geen antistoffen heeft
B
hij geen antigenen heeft
Slide 25 - Quiz
Rhesus factor
= antigen op een rode bloedcel
Rhesus positief (Rh+) heeft wel de rhesusfactor.
Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.
Slide 26 - Diapositive
Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed. Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen? Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen
wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen
geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen
wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen
geen resus-antistof
Slide 27 - Quiz
Antistoffen tegen Rhesus+ antigeen worden alleen aangemaakt door mensen met Rhesus- bloed, nadat ze een keer Rhesus+ antigeen in hun lichaam hebben gekregen .
Een bloedtransfusie gaat fout waardoor per ongeluk bloedgroep B+ wordt toegediend aan iemand met bloedgroep B-. Wat voor vorm van immunisatie zal optreden in de persoon die het bloed ontvangt?
A
Actieve natuurlijke immunisatie
B
Actieve kunstmatige immunisatie
C
Passieve natuurlijke immunisatie
D
Passieve kunstmatige immunisatie
Slide 28 - Quiz
Moeder en baby
Antistoffen tegen antigeen A en B
zijn niet van het type IgG
en kunnen daarom niet door de placenta heen van moeder naar kind
Antistoffen tegen het rhesuseiwit
zijn wel van het type IgG
en kunnen daarom wel door de placenta heen van moeder naar kind
Slide 29 - Diapositive
Rhesus factor en zwangerschap
Leg uit wat er hiernaast in de afbeelding gebeurt
Slide 30 - Diapositive
Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af. Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met stoffen die antistof aanmaken tegengaan
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
Slide 31 - Quiz
Huiswerk
Maak de toetsvragen van 10.9
Bedenk ondertussen kort wat jij nog de laatste les (maandag) nodig hebt om je optimaal te kunnen voorbereiden?
Slide 32 - Diapositive
Maandag is de laatste les? Wat heb jij die les nodig om je optimaal voor te bereiden op SEIII?
PS: SEIII gaat over thema 4 zenuwstelsel, thema 8 hart en bloed thema 9 ademhaling thema 10 afweer thema 14 planten