aci

Ik weet waar de afkorting ACI voor staat
A
ja
B
nee
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Ik weet waar de afkorting ACI voor staat
A
ja
B
nee

Slide 1 - Quiz

ik begrijp het principe van de ACI:
A
(bijna) niet
B
niet zo goed
C
voldoende
D
heel goed

Slide 2 - Quiz

Na welke woorden krijg je een ACI?

Slide 3 - Carte mentale

Ik weet hoe ik een ACI moet herkennen.
A
(bijna) niet
B
niet zo goed
C
voldoende
D
heel goed

Slide 4 - Quiz

Ik herken een accusativus in het Grieks.
A
(bijna) niet
B
niet zo goed
C
voldoende
D
heel goed

Slide 5 - Quiz

Ik herken een infinitivus praesens in het Grieks.
A
(bijna) niet
B
niet zo goed
C
voldoende
D
heel goed

Slide 6 - Quiz

Ik herken een infinitivus aoristus in het Grieks.
A
(bijna) niet
B
niet zo goed
C
voldoende
D
heel goed

Slide 7 - Quiz

Ik weet hoe ik een ACI met een infinitivus praeses moet vertalen.
A
(bijna) niet
B
niet zo goed
C
voldoende
D
heel goed

Slide 8 - Quiz

Ik weet hoe ik een ACI met een infinitivus aoristus moet vertalen.
A
(bijna) niet
B
niet zo goed
C
voldoende
D
heel goed

Slide 9 - Quiz

functies van een acc in een ACI

Slide 10 - Carte mentale

λεγει τα τεκνα πιπτειν:
Wat is de juiste vertaling?
A
hij zegt dat de kinderen vallen
B
hij zei dat de kinderen vielen
C
hij zegt dat de kinderen zijn gevallen
D
hij zei dat de kinderen waren gevallen

Slide 11 - Quiz

ἐλεγεν τα τεκνα πεσειν:
Wat is de juiste vertaling?
A
hij zegt dat de kinderen vallen
B
hij zei dat de kinderen vielen
C
hij zegt dat de kinderen zijn gevallen
D
hij zei dat de kinderen waren gevallen

Slide 12 - Quiz

λεγει τα τεκνα πεσειν:
Wat is de juiste vertaling?
A
hij zegt dat de kinderen vallen
B
hij zei dat de kinderen vielen
C
hij zegt dat de kinderen zijn gevallen
D
hij zei dat de kinderen waren gevallen

Slide 13 - Quiz

ἐλεγεν τα τεκνα πιπτειν:
Wat is de juiste vertaling?
A
hij zegt dat de kinderen vallen
B
hij zei dat de kinderen vielen
C
hij zegt dat de kinderen zijn gevallen
D
hij zei dat de kinderen waren gevallen

Slide 14 - Quiz

Welk cijfer geef je jezelf nu voor de ACI in he Grieks?

Slide 15 - Question ouverte

Welk onderdeel moet je nog beter bestuderen?

Slide 16 - Question ouverte

Wat ga je nu leren om dat onderdeel te verbeteren?

Slide 17 - Question ouverte