Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Rechtsstaat diagnostische toets
Slide 1 - Diapositive
Test je kennis
Slide 2 - Diapositive
Wat is een rechtsstaat?
A
Een staat waarin de overheid alle rechten heeft.
B
Een staat waarin de rechten van burgers tegenover de overheid worden beschermd.
C
Een staat waarin de regering bepaalt welke rechten burgers hebben.
D
Een staat waarin de burgers rechten willen hebben.
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Vidéo
In het filmpje wordt gesproken over een spagaat in de rechtsstaat. Je weet vast wat een spagaat is.
Welke spagaat voor de rechtsstaat wordt besproken in het filmpje?
Slide 5 - Question ouverte
Wat vind je zelf van de spagaat? Vind je dat privacy ondergeschikt is aan veiligheid? Of juist dat de privacy belangrijker is en dus gerespecteerd moet worden? Probeer je mening uit te leggen
Slide 6 - Question ouverte
timer
0:30
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Regering
Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad
Regering en Staten-Generaal
Slide 7 - Question de remorquage
Slide 8 - Vidéo
Het filmpje gaat over botsende grondrechten. Leg uit wat botsende grondrechten zijn en om welke gaat het in het filmpje?
Slide 9 - Question ouverte
timer
1:00
Klassieke grondrechten
Sociale grondrechten
Vrijheid van meningsuiting
Recht op werk
Recht op gelijke behandeling
Recht op veilig bestaan
Recht op gezondheidszorg
Godsdienstvrijheid
Slide 10 - Question de remorquage
Welk doel van straf hoort hier bij?
timer
0:30
A
Wraak en vergelding
B
Resocialisatie
C
Voorkomen van eigenrichting
D
Beveiliging van de maatschappij
Slide 11 - Quiz
Welk doel van straf is in dit geval niet behaald?
timer
0:30
A
Wraak en vergelding
B
Resocialisatie
C
Voorkomen van eigenrichting
D
Beveiliging van de maatschappij
Slide 12 - Quiz
Wat staat in artikel 1 in de grondwet?
A
Recht op gelijke behandeling
B
Vrijheid van meningsuiting
C
De scheiding van de 3 machten
D
Aanwezigheid van vrije en eerlijke verkiezingen
Slide 13 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een klassiek grondrecht?
A
Recht op gezondheidszorg
B
Recht op huisvesting
C
Recht op onderwijs
D
Recht op vrijheid van meningsuiting
Slide 14 - Quiz
Recht op onderwijs is een ...
A
Klassiek grondrecht
B
Sociaal grondrecht
C
Vrijheidsrecht
D
Politiekrecht
Slide 15 - Quiz
Ook het koningshuis moet zich aan de wet houden.
A
Dit past bij een rechtsstaat.
B
Dit past niet bij een rechtsstaat.
Slide 16 - Quiz
Een rechter kan niet worden ontslagen, hoort bij ..
A
een rechtsstaat
B
een dictatuur
Slide 17 - Quiz
Een journalist moet naar de gevangenis, omdat hij kritiek heeft op de regering
A
rechtsstaat
B
dictatuur
Slide 18 - Quiz
Zet in juiste volgorde Vonnis, Tenlastelegging door OvJ, Onderzoek door rechter, Requisitoir/Pleidooi, Onderzoek door rechter Opening door rechter Laatste woord
timer
2:00
Slide 19 - Question ouverte
Wat is geen kenmerk van een rechtsstaat
A
Grondrechten
B
Scheiding der machten
C
Legaliteitsbeginsel
D
Censuur
Slide 20 - Quiz
Match de verschillende onderdelen van een rechtszaak met de stap waar ze bij horen.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Stap 9
Opening
Terlastenlegging
Onderzoek
Verklaring
Requisitoir
Pleidooi
Laatste woord
Schorsing
Vonnis
Slide 21 - Question de remorquage
Wat is het legaliteitsbeginsel?
A
Geen straf zonder wet
B
straffen voor jongere mensen
C
beloningen
D
straffen van vroeger
Slide 22 - Quiz
Wat zijn de vier kenmerken van de rechtsstaat?
Kenmerk 1
Kenmerk 2
Kenmerk 3
Kenmerk 4
Er is sprake van een democratie
Er zijn grondrechten
Er zijn politieke partijen
De machten zijn gescheiden/ trias politica
Er is persvrijheid
Er zijn onafhankelijkerechters
Er is sprake van het legaliteits-beginsel
Slide 23 - Question de remorquage
Geef vijf doelen van straffen
Slide 24 - Question ouverte
Dat de overheid zich aan de wet moet houden is onderdeel van:
A
Gelijkheidsbeginsel
B
Legaliteitsbeginsel
Slide 25 - Quiz
Het doel van de trias politica is om:
A
de overheid geen macht te geven
B
het volk alle macht te geven
C
de macht van de overheid te verdelen
D
de rechten en plichten van burgers vast te leggen
Slide 26 - Quiz
Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
A
Uitvoerende macht
B
Rechterlijke macht
C
Controlerende macht
D
Wetgevende macht
Slide 27 - Quiz
Welke van de beweringen is of zijn juist? I. Uitlokking is toegestaan in de VS als methode voor het opsporen van crimineel gedrag. II. In China zijn speciale juryrechtbanken ingesteld om de mensenrechten te bewaken.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Vidéo
Een 'kort geding' is:
A
Een versnelde procedure
B
Een procedure over een eenvoudige zaak
C
Een procedure die voor de rechtszaak wordt afgehandeld
D
Een procedure tussen twee burgers
Slide 30 - Quiz
Noem een voordeel en een nadeel van een kort geding
Slide 31 - Question ouverte
Wat is de opsporingsmethode 'uitlokking'?
A
Provocerend gedrag
B
Een ander aanzetten tot het plegen van een strafbaar feit
C
Je uitdagend gedragen zodat een ander verleid wordt iets te doen
D
Een allergische reactie die volgt op het eten van een bepaald voedingsmiddel
Slide 32 - Quiz
Iemand zoekt de dief van zijn fiets een dag later op en slaat hem in elkaar.
A
schulduitsluitingsgrond
B
rechtvaardigingsgrond
C
schuld
Slide 33 - Quiz
Wat is een verschil tussen een rechtvaardigingsgrond en een schulduitsluitingsgrond?
A
Bij een rechtvaardigingsgrond is er geen sprake van een strafbaar feit, bij een schulduitsluitingsgrond wel.
B
Een rechtvaardigingsgrond leidt tot vrijspraak, een schulduitsluitingsgrond tot strafvermindering.
C
Een schulduitsluitingsgrond leidt tot vrijspraak, een rechtvaardigingsgrond tot strafvermindering.
D
Het oordeel over een rechtvaardigingsgrond ligt bij de officier van justitie, het oordeel over een schulduitsluitingsgrond bij de rechter.
Slide 34 - Quiz
Iemand wordt gechanteerd om mee te werken aan het verrichten een strafbare gedraging. Van welke schulduitsluitingsgrond is hier sprake?
A
Noodweerexces
B
Psychische overmacht
C
Ontoerekenbaarheid
D
Afwezigheid van schuld
Slide 35 - Quiz
Een vennootschap werd vervolgd voor het verkopen van pinda's met een te hoog gehalte aan aflatoxine B1, zijnde een overtreding van de Warenwet. De vennootschap weet hier niks vanaf. van welke schulduitsluitingsgrond is hier sprake?