Être en avoir

être=
A
hebben
B
zijn
1 / 11
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

être=
A
hebben
B
zijn

Slide 1 - Quiz

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
Combineer de juiste vorm van être met het goede persoonlijk voornaamwoord
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 2 - Question de remorquage

COMBINEZ:
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
nemen
ai
avez
as
a

Slide 3 - Question de remorquage

avoir

Slide 4 - Question ouverte

avoir
A
zijn
B
hebben
C
doen/maken
D
gaan

Slide 5 - Quiz

être

Slide 6 - Question ouverte

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een woord in het meervoud?
A
le/un
B
la/une
C
les/des

Slide 7 - Quiz

Koppel het juiste lidwoord aan de juiste omschrijving:
Dit lidwoord gebruik je bij zelfstandig naamwoorden die in het meervoud staan: 
..... livres
Dit lidwoord gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die mannelijk zijn: ..... cadeau
Dit lidwoord gebruik je bij zelfstandig naamwoorden die vrouwelijk zijn: ..... fête
Dit lidwoord gebruik je bij zelfstandig naamwoorden die beginnen met een klinker of stomme "h": ..... arbre
LA
LE
LES
L'

Slide 8 - Question de remorquage

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een mannelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
les/des

Slide 9 - Quiz

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een vrouwelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
les/des

Slide 10 - Quiz

Mnl.
Vrl.
Mv.
de/het
een
Les articles (de lidwoorden) |
Apprendre 5 | Lidwoorden & il(s) / elle(s)
Un
La / L'
Une
Les
Des
Le /L'

Slide 11 - Question de remorquage