Het lidwoord

Lesdoel: aan het einde van de les..
- herken ik de Franse lidwoorden in zinnen
- Weet ik welke lidwoorden mannelijk/vrouwelijk zijn
- Kan ik lidwoorden toepassen in Franse zinnen
- Oefen ik het rijtje van être
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lesdoel: aan het einde van de les..
- herken ik de Franse lidwoorden in zinnen
- Weet ik welke lidwoorden mannelijk/vrouwelijk zijn
- Kan ik lidwoorden toepassen in Franse zinnen
- Oefen ik het rijtje van être

Slide 1 - Diapositive

Lidwoorden staan voor een....
A
Meewerkend voorwerp
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Lijdend voorwerp

Slide 2 - Quiz

Een zelfstandig naamwoord kan ik in het Nederlands herkennen door..
A
er 'de of het' voor te zetten
B
Doordat het woord iets over het onderwerp zegt
C
Doordat het een werkwoord is
D
Anders..

Slide 3 - Quiz

Noem de 3 Nederlandse lidwoorden

Slide 4 - Question ouverte

Het lidwoord  in het Frans
In het Frans zijn de zelfstandig naamwoorden mannelijk of vrouwelijk

  
                             Mannelijk             Vrouwelijk            Klinker/stomme h                            De/het                       Le                                  La                               L'                     
Een:                            Un                                 Une                            x
   
VB: De vader (mannelijk)  - le père  
        Een vader                         - Un père          

Slide 5 - Diapositive

Mannelijk of vrouwelijk
Hoe weet je of een woord mannelijk of vrouwelijk is ? 

- Jongen, meisje, vriendin, vriend, oma, etc.  Geslacht 
- Leer het lidwoord bij de rest van de woorden in je apprendre

Slide 6 - Diapositive

Wanneer heb je een klinkerbotsing en gebruik je: l'

Slide 7 - Question ouverte

Welke lidwoord is vrouwelijk?
A
Le
B
La
C
L'
D
Un

Slide 8 - Quiz

Bij een klinkerbotsing begint mijn volgende woord met een: a, e, i, o, u, h
VRAI (waar)
FAUX (niet waar)

Slide 9 - Sondage

Welke lidwoord is mannelijk ?
A
un
B
La
C
L'
D
Une

Slide 10 - Quiz

Om mijn lidwoord in te vullen, heb ik een stappenplan. Mijn stappenplan begint met: Is het mannelijk of vrouwelijk ?
VRAI (waar)
FAUX (niet waar)

Slide 11 - Sondage

Wat zijn de 3 stappen om het juiste lidwoord in te vullen?

Slide 12 - Question ouverte

Vul het lidwoord in:
Frankrijk is een land =
La France est ______ pays (een)
A
Le
B
La
C
Un
D
Une

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
Ik zwem in de oceaan
Je nage dans ______ océan (de)
A
Le
B
La
C
L'
D
Un

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
Il y a _____ touristes (x)
A
Le
B
La
C
les
D
des

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
Ik heb een vriend
J'ai ____ copain (een)
A
Le
B
La
C
Un
D
Une

Slide 16 - Quiz

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'être' in de goede volgorde.
être
est
sommes
es
êtes
sont
suis

Slide 17 - Question de remorquage

être
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn (ml&vr)
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is (wij zijn)

Slide 18 - Question de remorquage

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 19 - Question de remorquage

Terugblik.. Heb je vragen over de lidwoorden of het werkwoord zijn ?

Slide 20 - Question ouverte