Toetsvoorbereiding P3

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
TrainingsleerMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Leg uit wat we bedoelen met de vakterm ‘trainen’.

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Bij welke trainingswet hoort de uitleg dat je oefeningen moet kiezen die bij de DoelStelling van je klant passen?

A
Overload
B
Verminderde meeropbrengst
C
Specificiteit
D
Individualiteit

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Welke uitleg past bij “teveel rust nemen gaat
ten koste van het trainingseffect”?


A
Reversibiliteit
B
Supercompensatie
C
Overload
D
Duurzaamheid

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Bij welke trainingswet hoort het
onderstaande ‘plaatje’?



A
Reversibiliteit
B
Supercompensatie
C
Overload
D
Duurzaamheid

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

In welke fase zie je de eigenlijke supercompensatie?




A
Fase 1 (Rood)
B
Fase 2 (Oranje)
C
Fase 3 (Groen)
D
Fase 4 (Blauw)

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

In welke fase zie je ‘Reversibiliteit’?





A
Fase 1 (Rood)
B
Fase 2 (Oranje)
C
Fase 3 (Groen)
D
Fase 4 (Blauw)

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Tot welke ‘soort’ adaptatie behoren
aanpassingen in de CLUKS als gevolg van training?



A
Psychologische adaptatie
B
Fysiologische adaptatie
C
Morfologische adaptatie
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Vermogen : dit geeft aan hoelang
je met een energiesysteem kan doen.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Bij welk energiesysteem hoort de adaptatie ‘buffering’?



A
CreatineFosfaat systeem
B
Melkzuursysteem
C
Zuurstofsysteem
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Hoelang is (ongeveer) de tijd die nodig is
voor herstel in het CP-systeem?




A
Enkele minuten
B
1 tot enkele uren
C
2 tot meerdere dagen
D
Minimaal een week

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Welke vakterm hoort er bij de uitleg :
“Je verdeelt een periode (bijvoorbeeld een seizoen/jaar) in blokjes. Per blokje staat een ander doel/thema centraal”?





A
Trainen
B
Bloktraining
C
Planning
D
Periodisering

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Wat voor doelstelling is “een doelstelling voor meerdere maanden”?






A
Microdoelstelling
B
Macrodoelstelling
C
Mesodoelstelling

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Welke soort Doelstelling moeten jullie op
jullie LVF’s vooral invullen?







A
Microdoelstelling
B
Macrodoelstelling
C
Mesodoelstelling

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Welke ‘perioden’ horen bij de ‘traditionele periodisering’?








A
Voorbereidingsperiode
B
Wedstrijdperiode
C
Overgangsperiode
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Bij welke van de FITT-factoren hoort het
begrip ‘omvang’ dat we bij periodisering van trainingen vaak tegenkomen?









A
Frequentie
B
Intensiteit
C
Tijd
D
Type oefening

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Wat kan je zeggen over de ‘omvang binnen trainingen’ gedurende de voorbereidingsfase?










A
De omvang is groter dan de intensiteit en neemt eerst toe
B
De omvang is groter dan de intensiteit, maar neemt gelijk af
C
De omvang is kleiner dan de intensiteit en neemt eerst toe
D
De omvang is kleiner dan de intensiteit en neemt eerst af

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

In welke fase van de periodisering plan je oefenwedstrijden?









A
Voorbereidingsperiode
B
Wedstrijdperiode
C
Overgangsperiode
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive

Wat is waar m.b.t. de wedstrijdfase?










A
Trainingen zijn belangrijker dan wedstrijden
B
Oefenvormen sluiten in deze periode zoveel mogelijk aan bij wedstrijdsituaties
C
In deze fase kan je niet 'pieken'
D
In deze fase werk je vooral aan het vergroten van je inhoud/capaciteit

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Voor welke doelgroep geldt onderstaande tekst:


Je gaat specifieker trainen voor een bepaalde sport; zowel qua trainingsvormen/oefenstof als ook qua trainingsmethoden. De omvang en intensiteit van de trainingen nemen toe











A
Beginners
B
Gevorderden
C
Topsporters
D
Train(st)ers

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Diapositive

“Naast je leefstijl zijn ook leeftijd en geslacht
van invloed op je energiebehoefte”

Dit is : waar / niet waar












A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Welke lichaamseigenschappen zijn nodig
om jouw BMI te berekenen?











A
Vetpercentage en gewicht
B
Vetpercentage en geslacht
C
Lengte en geslacht
D
Lengte en gewicht

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Diapositive

Een gezond BMI ligt tussen….












A
5 en 15
B
10 en 20
C
15 en 25
D
18 en 25

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Diapositive

Tot welke ‘groep’ voedingsstoffen behoren koolhydraten?













A
Micro-nutriënten
B
Meso-nutriënten
C
Macro-nutriënten
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 47 - Quiz

Slide 48 - Diapositive

Zonlicht bevordert de aanmaak van …














A
Vitamine A
B
Vitamine B
C
Vitamine C
D
Vitamine D

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Diapositive

Calcium en Magnesium zijn voorbeelden van …















A
Macro-nutriënten
B
Bouwstoffen
C
Spoorelementen
D
Vitaminen

Slide 51 - Quiz