Unit 6 comparisons

Unit 6 comparisons
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Unit 6 comparisons

Slide 1 - Diapositive

What are we going to do today?
- Lesson goals
- What do you remember? 
- Grammar 
- Exercises 
- Exit ticket

Slide 2 - Diapositive

lesson goals
At the end of this lesson you... 

... will know how to make comparisons with as ... as ... 
... will know how to use and make the comparative and the superlative

Slide 3 - Diapositive

What do you put behind an adverb or adjective to make it a comparative or superlative?
A
-rer / -rest
B
more/ most
C
- er/ -est
D
morer/ mostest

Slide 4 - Quiz

When do we start using more and most instead of -er and -est?
timer
0:30

Slide 5 - Question ouverte

Which adjective(s) or adverb(s) don't use more and most or -er/-est?
A
happy
B
good
C
sad
D
bad

Slide 6 - Quiz

Write down the comparative and superlative of good and bad.
timer
0:30

Slide 7 - Question ouverte

Write down how to say that Tom and Daan are the same height using tall and as ... as

Slide 8 - Question ouverte

How did it go?
Ik heb alles goed --> zelf beginnen aan ex. 3

Ik heb 3 of 4 vragen goed --> bepaal zelf of je meedoet met de uitleg of dat je zelf ex. 1 gaat maken

Ik heb 1 of 2 vragen goed --> doe mee met de uitleg

Slide 9 - Diapositive

comparative and superlative
- er erachter voor vergrotende trap
- quick --> quicker 
- small --> smaller 

- est erachter voor overtreffende trap 
- quick --> quickest 
- small --> smallest

Slide 10 - Diapositive

comparative and superlative 

- bijvoegelijke naamwoorden 2 lettergrepen die niet eindigen op -le, -er, -ow of -y --> more and most 
- famous --> more famous --> most famous

- bijvoegelijke naamwoorden meer dan 2 lettergrepen --> more and most 
- beautiful --> more beautiful --> most beautiful 

Slide 11 - Diapositive

comparative and superlative
- eindigt op een -y --> -ier and - iest --> happy - happier - hapiest
- eindigt op een -e --> -st and -est --> simple - simpler - simplest 

- good - better -best 
- bad - worse - worst 

Slide 12 - Diapositive

Comparative & Superlative
Een of twee lettergrepen 
high
higher
highest
Woorden die eindigen op -y
easy
easier
easiest
Worden die eindigen op een klinker (a,e,i,o,u) en een medeklinker
big
bigger
biggest
Lange woorden met meer lettergrepen
expensive
more expensive
the most expensive
Exceptions
good
bad
far
better
worse
further
best
worst
furthest

Slide 13 - Diapositive

comparisons with as ... as
- bij een vergelijking --> (not) as ... as

- It's as important as football. 

- It's not as easy as you think. 

Slide 14 - Diapositive

What are you going to do?
Wat: Je gaat 1 zin met een comparative of een superlative schrijven en 1 zin met een as ... as vergelijking over je buurmens
Hoe: In word en eerst alleen
Hulp: de lessonup, de methode of je hoofdstukoverzicht, daarna je buurmens en daarna mij
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: je hebt geoefend met comparisons 
Klaar: je deelt met je buurmens wat je geschreven hebt. Daarna wil ik een paar antwoorden klassikaal horen, dus verbeter elkaar. 
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Do you know how the comparisons work?
A
Yes
B
No

Slide 16 - Quiz

What are you going to do?
Wat: opdracht 1. Als je stoplicht rood was maak je ook opdracht 2.
Hoe: Op je werkblad en zelfstandig
Hulp: de lessonup, de methode of je hoofdstukoverzicht, daarna je buurmens en daarna mij
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: je hebt geoefend met comparatives, superlatives en comparisons
Klaar: je vergelijkt je antwoorden op fluistertoon met je buurmens. Verbeter elkaar. --> Vocabulary 6.3 --> als je stoplicht groen was kan je die opdracht nu ook nog afmaken.
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Exit ticket
https://exitticket.nl/ticket/lsumr646

Slide 18 - Diapositive