Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?

Het museum is gelukkig verzekerd.

1. pv tt
2. pv vt
3. vd

Als ik een werkwoord in de tegenwoordige tijd schrijf, gebruik ik de stam.

1. waar
2. niet waar

Tegenwoordige tijd

 VT Zwakke werkwoorden

VT sterke werkwoorden

loopt

liepen

redde

redden

stond

pakten

wordt

werd

pakken

Wat is het onderwerp?

Het onderwerp

Mijn moeder

heeft

mijn brood

gesmeerd

halen

Stam + te(n)

Stam + de(n)

fietsen

reizen

klappen

spelen

koken

blaffen

redden

vullen

zwaaien

fluisteren

typen

Wanneer gebryik je het: t exkofschip?

1. bij alle werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd
3. bij sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd
4. bij sterke werkwoorden in de verleden tijd

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?

1. De persoonsvorm
2. is
3. altijd
4. een werkwoord

Persoonsvorm

Tegenwoordige tijd

Persoonsvorm 

Verleden tijd

stam

hele werkwoord

stam + t

stam + te

stam + ten

stam + den

stam + de

Werkwoordspelling moeilijk? Ben je mal! Je volgt gewoon het stroomschema. Je begint altijd met het beoordelen of het werkwoord een [                              ] is. Daarna kijk je naar de [                            ] van de zin. 

De [                          ] van het werkwoord vind je door -en weg te halen. 

Je gebruikt de regel van [                              ] alleen in de

[                        ] tijd. Eindigt de stam op een van die medeklinkers? Dan voeg je [                        ] toe. 

Bij het [                                       ] werkwoord schrijf je het woord zo [                             ] mogelijk, maar alleen als de uitspraak het toelaat.

De infinitief is een onafhankelijk werkwoord. De vorm is niet afhankelijk van hoeveelheid of tijd. Dit is altijd het [                                  ].

persoonsvorm

tijd

stam

't x-kofschip

tegenwoordige

verleden

+te

+de

bijvoeglijk gebruikte

kort

lang

hele werkwoord

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Iedereen weet wat de persoonsvorm is.

1. Iedereen
2. Weet
3. Persoonsvorm
4. Is

Het werkwoord 'zijn' vervoegen:

Ik in de tegenwoordige tijd.

1. is
2. was
3. ben
4. zijn

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x (Sexy Fokschaap)?

1. Bij de tegenwoordige tijd
2. Bij alle persoonsvormen.
3. Bij de verleden tijd
4. Bij elk werkwoord

Onregelmatig werkwoord: zijn

ik

je/jij

.... je/jij

hij/zij/ze

wij/jullie/zij/ze

ben

bent

ben

is

zijn

Tegenwoordige tijd van het werkwoord: hebben

ik

je/jij

.... je/jij

hij/zij/ze

wij/jullie/zij/ze

heeft

hebt

hebben

heb

heb

Tegenwoordige tijd van het werkwoord: willen

ik

je/jij

.... je/jij

hij/zij/ze

wij/jullie/zij/ze

willen

wil

wil

wilt

wil

sleep de woorden naar 'onderwerp' of 'geen onderwerp'.

onderwerp

ander zinsdeel

Hans

heeft

nieuwe

boeken

gekocht

praat

praten

praat

prat

Ik-vorm

Hij/zij/het/jij

-vorm

Wij-vorm

stam

bewijzen

bewijst

bewijz

bewijs

Ik-vorm

Hij/zij/het/jij-vorm

Wij-vorm

Stam

Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde 

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet

Kijk naar de laatste letter van de stam

Neem de stam van het werkwoord

Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n)
Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)

Welk werkwoord is goed geschreven in de tegenwoordige tijd?

1. hij brand
2. hij brandt
3. Zij fiets
4. zij verbrand

Sleep het werkwoord naar de juiste categorie.

Regelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden

tekenen

werken

bijten

hakken

beginnen

kijken

Welk werkwoord is geen tegenwoordige tijd?

1. Fietst
2. Melden
3. Bedenk
4. Verloren

Dit is een goede manier om de persoonsvorm te vinden.

De zin vragen maken. 

De regels van 't ex-kofschip gebruiken.

De tijdproef gebruiken.

De vraag stellen: wie (of)wat + werkwoordelijk gezegde.

De getalproef gebruiken.

Bekijken of het werkwoord eindigt op -en

Stam +t zie je alleen in...

1. de verleden tijd
2. bij een sterk werkwoord
3. bij een zwak werkwoord
4. in de tegenwoordige tijd

Wat is een zwak werkwoord?

1. een werkwoord dat niet van klank verandert in de verleden tijd
2. een werkwoord dat wel van klank verandert in de verleden tijd
3. een werkwoord dat wel van klank verandert in de tegenwoordige tijd
4. een werkwoord dat niet van klank verandert in de tegenwoordige tijd