Herhaling leerjaar 2hv

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • agenda
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • agenda

Slide 1 - Diapositive

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • agenda

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Deze les
Spelling: Herhaling leerjaar 2hv

Aan het eind van de les:
  • weet je hoe je leestekens, leenwoorden, koppelteken, weglatingsstreepje, tussenletters in samenstelling moet gebruiken;
  • weet je wanneer je woorden aan elkaar schrijft of los.

Slide 4 - Diapositive

Spelling HV2

P1: Herhaling leerjaar 1hv
P2: Leestekens
P3: Leenwoorden
P4: Koppelteken en weglatingsstreepje 
P5: Tussenletters in samenstellingen
P6: Aan elkaar of los?


Slide 5 - Diapositive

Spelling HV2

P1: Herhaling leerjaar 1hv
P2: Leestekens
P3: Leenwoorden
P4: Koppelteken en weglatingsstreepje 
P5: Tussenletters in samenstellingen
P6: Aan elkaar of los?

Noteer in je schrift in steekwoorden wat je nog weet over deze onderwerpen.


timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

Spelling HV2

P1: Herhaling leerjaar 1hv
P2: Leestekens
P3: Leenwoorden
P4: Koppelteken en weglatingsstreepje 
P5: Tussenletters in samenstellingen
P6: Aan elkaar of los?

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot. Vul eventueel aan.

timer
2:00

Slide 7 - Diapositive

Wat weten we samen nog?

Slide 8 - Diapositive

P2 - Leestekens

Slide 9 - Diapositive

Leestekens
Je gebruikt een punt:
  • aan het einde van een zin;
  • na een afkorting.

Je gebruikt een vraagteken aan het einde van een vraagzin.
Je gebruikt een uitroepteken na een uitroep of bevel. 

Slide 10 - Diapositive

Leestekens
Je gebruikt een komma:
- wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. Die komma staat dan: 
  • tussen twee persoonsvormen;
  • voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want
  • voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan

- tussen delen van een opsomming (niet voor en).

Slide 11 - Diapositive

Leestekens
Je gebruikt een dubbele punt om aan te geven dat er een opsomming, citaat of een verklaring/reden volgt.

Je gebruikt aanhalingstekens bij directe rede of citaten.
Let op: bij indirecte rede geen aanhalingstekens.

De buurman zei: 'Eet je vanavond mee?'
De buurman vroeg of ik vanavond mee at. 

Slide 12 - Diapositive

P3 - Leenwoorden

Slide 13 - Diapositive

Leenwoorden

Leenwoorden zijn vanuit andere talen in het Nederlands terechtgekomen.  De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden na een tijdje aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

sport (goal)                                      verkeer (airbag)
eten (café)                                        computers (printen)
uiterlijk (schmink)

Slide 14 - Diapositive

Engelse leenwoorden

  • Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: latenightshow, voicemail.
  • Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, back-up
  • Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: second opinion, low budget

Slide 15 - Diapositive

Franse leenwoorden

Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.


In sommige Franse woorden schrijf je accenten op een klinker:
  • accent aigu (logé)
  • accent grave (crèche)
  • accent circonflexe (crêpe)

Slide 16 - Diapositive

P4 - Koppelteken en weglatingsstreepje

Slide 17 - Diapositive

Weglatingsstreepje
  • Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
  • Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair.

De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden.
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. In dit geval 'avond' en 'vakanties'.

Slide 18 - Diapositive

Weglatingsstreepje
Dan krijg je:
  • Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
             Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten
  • Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair.
             Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair

Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: blauwe sokken en rode sokken: blauwe en rode sokken. 

Slide 19 - Diapositive

Koppelteken
Je kunt een koppelteken in meerdere situaties gebruiken:

  • in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

  • om leesfouten te vermijden bij 'botsende' klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

  • bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

  • in aardrijkskundige namen of woorden die daarvan afgeleid zijn
Noord-Brabant, Zuid-Italië

Slide 20 - Diapositive

Koppelteken

  • in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud- : 
non-actief, oud-werknemer

  • als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft
anti-Europees, pro-Amerikaans

  • in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): 
hotel-restaurant, paars-groen



Slide 21 - Diapositive

P5 - Tussenletters in samenstellingen

Slide 22 - Diapositive

Tussenletters in samenstellingen
Een samenstelling = twee of meer losse woorden aan elkaar plakken:
stoel + poot = stoelpoot                       
tafel + kleed = tafelkleed
voet + bal + veld = voetbalveld

Soms moet je tussen die twee (of drie) woorden tussenletters toevoegen:         -(e)n-, -e- of -s-. 

Slide 23 - Diapositive

Wanneer schrijf je een tussen -s?
  • Je schrijft een tussen -s in een samenstelling als je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie

  • Als je het niet kunt horen, omdat bijvoorbeeld het tweede woord met een s-klank begint, dan vul je een ander tweede woord in om te checken of er een 's' moet worden toegevoegd:
bedrijf + chef : bedrijf + kat  > bedrijfskat, dus bedrijfschef
station + straat  : station + kat > stationskat, dus stationsstraat

Slide 24 - Diapositive

Wanneer gebruik je -en-?
Als het eerste deel van de samenstelling 
  • een zelfstandig naamwoord is
  • én alleen een meervoud op -n of -en heeft. 

VB: 
eik + boom = eikenboom (twee eiken)
blinde + school = blindenschool (twee blinden)
kat + bak = kattenbak (twee katten)

Slide 25 - Diapositive

Wanneer gebruik je -e-?
Je schrijft geen -en-, maar een -e- in de volgende gevallen:
  • Het eerste deel heeft geen meervoud: tarwebrood (1 tarwe, twee?....), benzinegeur
  • Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is:  Koninginnedag, maneschijn.
  • Het eerste deel heeft een meervoud op -s: aspergesoep (asperge - asperges),
  • Het eerste deel heeft een meervoud op -s én -en-: ziektekiem (ziektes/ziekten), groenteboer (groenten/groentes)
  • Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: blindedarm, knarsetanden
  • Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: goed - beregoed, vol - boordevol.

Slide 26 - Diapositive

P6 - Aan elkaar of los?

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

P6 - Aan elkaar of los
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven: schouder + tas = schoudertas

 De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
  • samenstellingen van twee woorden of meer: huissleutel, lagelonenlanden
  • woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar, waar + voorzetsel: daarna, ervoor, hierover, waarom

Slide 29 - Diapositive

P6 - Aan elkaar of los

  • getallen met honderd en duizend: vijftienduizend
  • veel samengestelde werkwoorden: kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: dichtbevolkt, hooggelegen, pasgetrouwd, veelzeggend

Kijk bij twijfel in een (online) woordenboek > woordenlijst.org

Slide 30 - Diapositive

Aan de slag!
Opdracht 1 t/m 6 
Cursus 7 - Spelling - P1 Herhaling leerjaar 2hv

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar?
  • werk verder aan de handleiding 

timer
25:00

Slide 31 - Diapositive

Huiswerk H3G
Woensdag 18 september:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek mee
  • C7, P1: opdr. 1 t/m 6

Donderdag 26 september:
Handleiding af (Magister)

Slide 32 - Diapositive