HV1 Chap 3A.2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

On va faire:

Aantekeningen

Bloc 3A / texte

Les mots du bloc 3A

Les nombres 0-69

Le verbe être

Les verbes -er

Les jours de la semaine

Je me présente

Kennis van Land en Volk

- Vlaanderen  [Vlaams taalgebied]

- Wallonië  [Franstalig gebied "francophone"]

- Brussel "Bruxelles" is de hoofdstad "la capitale"

    -Europees parlement

    - Belgische chocolade

    - Brusselse wafels

    - Manneke Pis "Le petit Julien"

Kennis van Land en Volk

Andere Franstalige gebieden:

le Canada

De Frans hebben dit gebied vroeger veroverd. Vandaar dat we dat nog kunnen terug zien in de gebieden en in de taal.

Kennis van Land en Volk

- Vlaanderen  [Vlaams taalgebied]

- Wallonië  [Franstalig gebied "francophone"]

- Brussel "Bruxelles" is de hoofdstad "la capitale"

    -Europees parlement

    - Belgische chocolade

    - Brusselse wafels

    - Manneke Pis "Le petit Julien"

On répète!

la vocabulaire 3A

On répète!

0 - 69

-

-

Achter de tientallen zet je het getal met een streepje.

Bijvoorbeeld:

    32 =

    63 =

   één en twintig      21 =

één en dertig      31 =

....      41 =

....      51 =

 
   

trente-deux  

soixante-trois

vingt-et-un

trente-et-un

quartante-et-un

cinquante-et-un
 

De tientallen

10    

  20    

30    

40    
50    
60    
 

dix

vingt

trente

quarante

cinquante

soixante

Kun jij dit opschrijven?

Schrijf de tientallen op:

10-20-30-40-50-60

le verbe "être"

Kun jij dit opschrijven?

Schrijf het werkwoord être op:

les jours de la semaine

Kun jij dit opschrijven?

Schrijf de dagen van de week op:

We herhalen ook de 

werkwoorden op -er

le verbe -er

Kun jij dit opschrijven?

e 

e  s

e  e  e

o  n  s 

e  z

e  n  t

Zeg en leer met ritme

Schrijf de uitgangen van de werkwoorden op -er op:

On va parler:

SE PRÉSENTER

Hallo!

Hoe heet jij?
Ik heet ... .

Waar woon jij?
Ik woon in ... .

Hoe oud ben jij?
Ik ben  ... jaar

In welke klas zit jij?

Ik zit in de eerste klas.

Heb jij een broer / een zus?

Ja, ik heb een broer / zus. 

Nee, ik heb geen broer / zus.

Hoe heet hij / zij?

Hij / zij heet ... .

Tot ziens!

Vertaal:
Tu as combien de frères et soeurs?

Vertaal:
Ton frère, il s'appelle comment?

Vertaal:
Il a quel âge?

Faire:

Alle LessonUp-lessen moet je gedaan hebben!

Apprendre:

Voca 3A

Voca 3B

tientallen : dia 31

Maak nieuwe woordkaartjes van 3B
WB p. 122-123

De tientallen

10    

  20    

30    

40    
50    
60    
 

dix

vingt

trente

quarante

cinquante

soixante

qu = k