5C opvallend schrijven

Welkom!
 

10 minuten stil lezen uit je leesboek




Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten




1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
 

10 minuten stil lezen uit je leesboek




Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten




Slide 1 - Diapositive

Opvallend schrijven

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- Verkennen
- Theorie
- Oefenen
- Werken aan de opdracht 

Aan het einde van de les heb je geleerd wat stijlfiguren zijn en hoe je ze gebruikt om een opvallende tekst te schrijven. 

Slide 3 - Diapositive

Verkennen

Slide 4 - Diapositive

Verkennen
Wat? Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 85
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 6 minuten
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees alvast de theorie op bladzijde 78
timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

Theorie opvallend schrijven
Stijlfiguren 

Slide 6 - Diapositive

Samenstellingen 
Stijlfiguren helpen je om opvallend te schrijven. Het zijn vaste vormen waarmee je in een tekst een bepaald effect kan bereiken. 

Tegenstellingen 
  • Antithese 
  • Vrienden steunen elkaar door dik en dun.
  • 's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.

  • Paradox -> als iets op een tegenstelling lijkt, maar het toch niet is 
  • Zo snel als een slak.
  • Zeg nooit nooit. 

Slide 7 - Diapositive

Samenstellingen 
Lezer aanspreken
  • Retorische vraag -> een vraag waarop je geen antwoord verwacht. 
  • Betalen met een acceptgirokaart, wie doet zoiets nog?

Overdrijven en afzwakken
  • Hyperbool -> iets heel erg overdrijven 
  • Het heeft eeuwen geduurd voordat we de cijfers van het proefwerk kregen.

  • Understatement -> iets afzwakken om te benadrukken dat het juist groot of erg is.
  • Hij kan aardig tennissen. (Hij is professioneel tennisser) 

Slide 8 - Diapositive

Samenstellingen 
Herhalen en opsommen
  • Repetitio -> letterlijke herhaling van een woord of woordgroep 
  • Om een marathon te kunnen lopen moet je trainen, trainen, trainen.

  • Drieslag -> een opsomming van drie verschillende elementen 
  • Ik voelde me ziek, zwak en misselijk.

Slide 9 - Diapositive

Oefenen
Schrijf een korte tekst waarin je de volgende stijlfiguren laat terugkomen:

- Hyperbool 
- Repetitio 
- Retorische vraag 

Slide 10 - Diapositive

Werken aan de opdracht 
Wat? Opdracht 3, 5, 6, 7 en 8 op bladzijde 86-87
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les, het is huiswerk voor morgen
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs 
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk

Gebruik de theorie op bladzijde 78 van je handboek 




timer
5:00

Slide 11 - Diapositive