Kader - les 14 Hoe weet je wat een schrijver wil met een tekst?

Vandaag
  • Terugblik 
  • Nieuwe theorie 
  • Aan de slag!
  • Nakijken 

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
  • Terugblik 
  • Nieuwe theorie 
  • Aan de slag!
  • Nakijken 

Slide 1 - Diapositive

Welke leesstrategieën zijn er?

Slide 2 - Question ouverte

Wat betekent globaal lezen?
A
De tekst van het begin tot het einde lezen.
B
Kijken naar de titel, tussenkopjes, afbeelding en eerste en laatste zin van een alinea lezen.
C
Als je meer wilt weten over een onderwerp of het antwoord op een vraag zoekt.

Slide 3 - Quiz

In de volgende dia moet je het volgende doen:
Sleep de twee woorden die bij elkaar horen naar elkaar toe.

Slide 4 - Diapositive

Herhaling
Overdrijving
Door één of twee woorden of een hele zin te herhalen, legt de schrijver daar extra nadruk op.
Iets groter, erger of beter maken dan het is. 

Slide 5 - Question de remorquage

Slide 6 - Diapositive

Lesdoel:
Je leert welke verschillende doelen een schrijver kan hebben met een tekst.

Slide 7 - Diapositive

Tekstdoelen

Slide 8 - Carte mentale

Theorie
  • Informeren – de schrijver wil je iets leren (informatietekst) 
studieboek, nieuwsartikel 
 
  • Instructie geven – de schrijver wil je uitleggen hoe je iets moet doen (instructietekst) 
recept, handleiding 
 

Slide 9 - Diapositive

  • Overtuigen – de schrijver wil je overtuigen van zijn of haar mening (betogende tekst) 
recensie, ingezonden brief in de krant 
 
  • Overhalen – de schrijver wil dat je iets doet of koopt (overhalende tekst) 
advertentie, uitnodiging 

Slide 10 - Diapositive

  • Vermaken/amuseren – de schrijver wil dat je plezier hebt van de tekst (amuserende tekst) 
spannend verhaal, sprookje 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Overtuigen is?
A
De schrijver wil je iets leren
B
De schrijver wil dat je iets doet of koopt
C
De schrijver wil dat je plezier hebt van de tekst
D
De schrijver wil je bewijzen van zijn of haar mening

Slide 13 - Quiz

Aan de slag!
  • Heb je een vraag? Dan steek je je vinger op. 
  • Je mag individueel of in tweetallen werken. 
  • KADER: Maak opdracht 1 tot en met 8 van les 14. 
  • Lees de theorie nog een keer door bij opdracht 3 (Dit is ook de opdracht!) 
  • We gaan het samen nakijken. 

Slide 14 - Diapositive