BVJ 1BK - BS4 Spieren

BVJ 1BK - BS4 Spieren
Leerdoel: 
7. Je kunt de werking van spieren beschrijven.
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BVJ 1BK - BS4 Spieren
Leerdoel: 
7. Je kunt de werking van spieren beschrijven.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Spierstelsel

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Spieren
Aan je botten zitten spieren.

Spieren en gewrichten heb je nodig om bewegingen te kunnen maken. 

Slide 5 - Diapositive

Waar kan je lichaam door bewegen?
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 6 - Quiz

je spieren zitten vast aan je skelet met
A
pezen
B
spierbundels
C
vliezen
D
spieren

Slide 7 - Quiz

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Spiervezels
C
Vlies

Slide 8 - Quiz

Je hebt ook spieren in je organen.
Bijvoorbeeld in 
    de maag
    darmen
    in je huid

Je hart is ook een spier

Slide 9 - Diapositive

Werking van de spier

Slide 10 - Diapositive

Hoe werkt een spier?
  • Spiercellen vormen spiervezels
  • Groepjes spiervezels vormen spierbundel
  • Om spierbundel zit een vlies
  • vliezen zijn bij de uiteinden aan elkaar gegroeid = pees
  • Pezen zitten vast aan botten

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Een spier die ontspannen is, is langer en dunner.
Als je arm buigt, heb je je 'armbuigspier' (biceps) gespannen. 

Als je de arm weer wil strekken, dan is je 'armstrekspier' (triceps) gespannen

Slide 14 - Diapositive

Antagonisten = tegengestelde spieren
Een gespannen spier is korter en dikker. De spier trekt dan botten naar elkaar toe.

Slide 15 - Diapositive

Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 16 - Quiz

Wat is een antagonist?
A
een spier met een tegengestelde werking
B
een spier met dezelfde werking
C
allemaal pezen bij elkaar

Slide 17 - Quiz

Antagonistisch paar: buigspier en trekspier

Slide 18 - Diapositive

Een voorbeeld van een buigspier is de ...
A
biceps
B
triceps

Slide 19 - Quiz

Een voorbeeld van een strekspier is de ...
A
biceps
B
triceps

Slide 20 - Quiz

Wat is de antagonist van de biceps?
A
armbuigspier
B
armstrekspier

Slide 21 - Quiz

Wat is de antagonist van de triceps?
A
armbuigspier
B
armstrekspier

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Noem een plek/orgaan in je lichaam waar orgaanspieren zitten

Slide 24 - Question ouverte

Het hart is een spier
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Pezen

Slide 26 - Diapositive

Pezen
Elke spier zit vast aan het bot met pezen. 

Slide 27 - Diapositive

Pezen

Slide 28 - Diapositive

De spieren zitten met pezen vast aan de botten
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 30 - Quiz

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Vidéo

Heb je het leerdoel gehaald:
7. Je kunt de werking van spieren beschrijven.
110

Slide 33 - Sondage

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo