signaalwoorden

Signaalwoorden
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je wat signaalwoorden en tekstverbanden zijn. 

Aan het einde van de les kun je signaalwoorden en tekstverbanden gebruiken om de tekst beter te begrijpen. 

Slide 2 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven een signaal. 
Ze geven een verband aan tussen zinnen + alinea's. 

Signaalwoorden geven dus een signaal hoe je de tekst moet lezen. 


Mijn fietslicht was kapot, daarom kreeg ik een bekeuring.
Mijn fietslicht was kapot, toch kreeg ik een bekeuring.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Tekstverbanden 
Tijd                                              
Opsomming 
Tegenstelling 
Oorzaak - gevolg 
Doel - middel
Voorbeeld / toelichting 
Verklaring 
Voorwaarde 
Conclusie / samenvatting 

Slide 5 - Diapositive

Tijd
Voordat, nadat, eerst, vroeger, toen, nu 

Slide 6 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 7 - Quiz

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 8 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin: Eerst zijn er verkiezingen en ..... wordt er een nieuw kabinet samengesteld.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 9 - Quiz

Tegenstelling
maar, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 10 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
De PvdA is een linkse partij, .... de VVD een rechtse partij.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
maar
D
behalve

Slide 11 - Quiz

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 12 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:

De PVV heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor

Slide 13 - Quiz

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 14 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
De partijen voeren campagne,..... ze de kiezers proberen over te halen om op hun te stemmen.
A
waarmee
B
doordat
C
tenzij
D
vandaar dat

Slide 15 - Quiz


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals, zo

Slide 16 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
Iedere partij heeft een eigen standpunt over het onderwijs .... de leraren moeten meer salaris krijgen.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 17 - Quiz

Reden
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 18 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 19 - Quiz

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat, mits

Slide 20 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want

Slide 21 - Quiz

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, concluderend

Slide 22 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin:
..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.
A
Dus
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 23 - Quiz

Ga nu aan de slag met de opdracht.

Sluit de les nog niet af!! 

Slide 24 - Diapositive

Antwoorden opdracht signaalwoorden

1a. eerst, toen
1b. volgorde in tijd

2a. maar
2b. reden

3a. dus
3b. conclusie

4a. ook, zo, en, door, dus, maar 
4b.
ook = opsomming
zo = toelichting
en = opsomming
door = oorzaak - gevolg
dus = conclusie
maar = tegenstelling 

5a. daardoor
5b. opsomming 

Slide 25 - Diapositive

Ik weet nu wat signaalwoorden en tekstverbanden zijn.
110

Slide 26 - Sondage

Ik weet nu hoe signaalwoorden en tekstverbanden me kunnen helpen bij het begrijpen van een tekst
110

Slide 27 - Sondage

Slide 28 - Diapositive