Het bijvoeglijk naamwoord (l'adjectif qualificatif)

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Doel(en)
  • Ik begrijp de uitgangen bij bijvoeglijke naamwoorden die regelmatig zijn. 
  • Ik begrijp de uitgangen  bij een bijvoeglijknaamwoord dat eindigt op een X en de uitzonderingen.
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord toepassen in een bekende en nieuwe situatie.

Slide 2 - Diapositive

Opbouw 
  1. Wat is een bijvoeglijk naamwoord? 
  2. Filmpje met uitleg en vragen
  3. Maak je samenvatting van de uitleg
  4. Oefening (geel)
  5. Oefening (rood)
  6. Oefening (rood)

Slide 3 - Diapositive

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • Zegt dus niets over een werkwoord :) 

Slide 4 - Diapositive

5

Slide 5 - Vidéo

01:42
Welke uitgangen komen achter het bijvoeglijk naamwoord in deze zin op de puntjes:
Le fils de Jean est le cousin de Amélie. Elle est une grand(...) fille gentil(...).
A
e / e
B
e / s
C
- / s
D
- / e

Slide 6 - Quiz

02:06
Wat moet hier op de puntjes staan? Schrijf de antwoorden achter elkaar op, gescheiden door alleen een komma.
Les filles (amoureux)... sont très (malheureux)... de savoir que le garçon est si (heureux)... avec sa copine.

Slide 7 - Question ouverte

02:35
Het bijvoeglijk naamwoord komt dus, in principe, ALTIJD achter het zelfstandig naamwoord. Behalve de uitzondering, die komen zo.
Welke van onderstaande zinnen is dus fout?
A
Le rouge pull
B
L'arbre vert
C
la fille avec les cheveux blondes
D
la voiture bleue

Slide 8 - Quiz

02:57
Belangrijk bij de uitzonderingen
Leer de uitzonderingen uit je boek, niet alleen deze uitzonderingen. 

Slide 9 - Diapositive

01:42
Klik de zin aan waarin op de juiste manier een bijvoeglijk naamwoord is toegepast.
A
C'est la petit fille.
B
C'est la petits fille.
C
C'est la petite fille.
D
C'est la petites fille.

Slide 10 - Quiz

Schrijf in je eigen woorden kort de regel op van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans:
- De regel
- De uitzonderingen

Slide 11 - Question ouverte

Mannelijk, vrouwelijk, paar, regenboog...
Weet je niet meer of een woord mannelijk of vrouwelijk is? Je kunt dan kijken naar de volgende dingen: 
  • Het lidwoord: Le, la, les, un, une, des
  • Bepaalde woorden: mère, père, frère, voisine, amie/ami
  • Woorden die eindigen op -ion zijn vrijwel altijd vrouwelijk.

Slide 12 - Diapositive

Oefenen
Hieronder vind je een aantal oefeningen. 

  • Gele oefeningen zijn makkelijk, hiermee kun je beginnen.
  • Oranje oefeningen zijn iets lastiger. 
  • Rode oefeningen zijn het lastigst. 

Klik op het groerne oogje om na te kijken. 

Slide 13 - Diapositive

(geel) Neem de zin over en onderstreep het bijvoeglijk naamwoord.
  1. Ma copine est française.
  2. Elle habite dans une grande villa près de la mer. 
  3. Ses parents sont vieux.
  4. Ils sont toujours contents. 
  5. C'est une famille formidable.  
Nakijken
française
grande
vieux
contents
formidable

Slide 14 - Diapositive

(geel) Choisis le bon adjectif.
  1. Sylvain a les cheveux blond/blondes/blonds
  2. Sa mère est hollandais/hollandaise/hollandaise 
  3. Il a deux grande/grandes/grands soeurs. 
  4. Ils ont aussi un nouvelle/nouveau/nouveaux chien. 
  5. C'est un petit/petite/petits animal. 
Nakijken
Blonds
Hollandaise
grandes
nouveau
petit

Slide 15 - Diapositive

J'habite dans une .... maison.
A
vieux
B
vieille
C
vieuxes
D
vieuses

Slide 16 - Quiz

Il y a deux... chambres.
A
beau
B
belles
C
belle
D
beaux

Slide 17 - Quiz

(Oranje) Faites l'accord avec l'adjectif. 
  1. Cette fille est très (généreux).
  2. Je trouve son attitude (choquant).
  3. Quelle est la règle (général)?
  4. C'est une (long) histoire. 
  5. Cette fille (roux) a une voix (curieux).
Nakijken
Généreuse
Choquante
Générale
Longue
rousse / curieuse

Slide 18 - Diapositive

Regardez l'image. Écrivez au moins 7 phrases dont lesquelles vous décrivez ce que vous voyez dans l'image. Utilisez un article qualificatif dans chaque phrase.

Slide 19 - Question ouverte

Décvrivez votre chambre. Vous racontez au moins 7 choses dans votre chambre en utilisant l'adjectif qualificatif.

Slide 20 - Question ouverte

Fini!
En nu? 
  • Oefen opdrachten uit je boek en kijk ze na (zie Studiewijzer in Magister)
  • Leer de rij met uitzonderingen uit je hoofd. 
  • Leer je aantekeningen. 
  • Oefen via deze link.
  • Vul nog even de les-evaluatie in op de volgende en laatste 2 slides. 

Slide 21 - Diapositive

Sleep de lesdoelen naar het icoon dat jij het beste vindt passen. 
Non
Yeah
Presque
Ik begrijp de uitgangen bij bijvoeglijke naamwoorden die regelmatig zijn. 
Ik kan het bijvoeglijk naamwoord toepassen in een bekende en nieuwe situatie (rode opdracht)
Ik begrijp de uitgangen bij een bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op een X en de uitzonderingen.

Slide 22 - Question de remorquage

Heb je nog tips om deze les beter te maken / mis je nog dingen?

Slide 23 - Question ouverte