H4 Woordenschat Tegenstellingen (herhaling)

Deze les
Herhaling H3 Woordenschat
Uitleg H4 woordenschat 
Een tegensteling zoeken.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deze les
Herhaling H3 Woordenschat
Uitleg H4 woordenschat 
Een tegensteling zoeken.

Slide 1 - Diapositive

Een voorbeeld zoeken
Letten op:
  • Tussen haakjes, komma's, streepjes
  • Na een dubbele punt
  • Letten op signaalwoorden: zoals, bijvoorbeeld, je kunt denken aan, als

Slide 2 - Diapositive

Voorbeelden
Op tafel liggen verschillende dagbladen zoals het AD, Trouw en De Volkskrant.
De meeste zuivelproducten (melk, yoghurt en kaas) bewaar je in de koelkast.

Slide 3 - Diapositive

Tegenstellingen
dik
groot
lief
vrolijk
gemeen

Slide 4 - Diapositive

Schrijf minimaal 4 signaalwoorden van een tegenstelling op.

Slide 5 - Carte mentale

Een tegenstelling
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.
Signaalwoorden als:
 echter, toch, maar, daarentegen, hoewel, anderzijds, aan de andere kant.
helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Slide 6 - Diapositive

Oefenen
Je krijgt hierna 10 verschillende zinnen.
Noteer van iedere zin het signaalwoord van de tegenstelling.

Slide 7 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in de zin:
Hoewel hij op tijd was vertrokken, was hij toch te laat.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het signaalwoord in de zin:
De docent begreep hem wel, maar hij kreeg toch straf.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het signaalwoord in de zin:
Ik wilde vanavond graag patat eten, mijn moeder had echter pannenkoeken gebakken.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het signaalwoord in de zin:
Ook al doet hij stom, ik vind hem toch aardig.

Slide 11 - Question ouverte

Je kunt je niet meer opgeven, daarentegen kan je nog wel op de reservelijst komen.

Slide 12 - Question ouverte

Om naar het volgende level te gaan heb ik 10 punten nodig, ik heb er echter 9.

Slide 13 - Question ouverte

OP school gaat de tijd heel langzaam, maar in de vakantie juist heel snel.

Slide 14 - Question ouverte

Hoewel hij de kleinste is, is hij de snelste.

Slide 15 - Question ouverte

Zij lijken uiterlijk veel op elkaar, hun karakter is echter heel verschillend.

Slide 16 - Question ouverte

Ik kan je best helpen, toch moet je het dan wel eerst vragen.

Slide 17 - Question ouverte

Tot slot
Je krijgt nog een aantal uitdrukkingen met een tegenstelling. Schrijf het juiste woord erachter.

Slide 18 - Diapositive

Door dik en …….

Slide 19 - Question ouverte

Met vallen en ……..

Slide 20 - Question ouverte

Van top tot...….

Slide 21 - Question ouverte

Vroeg of ……. komt de aap uit de mouw.

Slide 22 - Question ouverte

Zij leven samen als kat en …….

Slide 23 - Question ouverte

Aan de slag
Maken H3 en H4 Woordenschat, alle opdrachten.

Slide 24 - Diapositive

Je bent klaar. Wat moet je na het maken van deze les nog oefenen?

Slide 25 - Question ouverte