Ontdek de wereld van de Nederlandse grammatica!

Ontdek de wereld van de Nederlandse grammatica!
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Ontdek de wereld van de Nederlandse grammatica!

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de begrippen onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp herkennen en gebruiken in zinnen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 1: Wat is het onderwerp?
Het onderwerp is wie of wat de handeling uitvoert in een zin.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2: Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is het werkwoord dat aangeeft wat er gebeurt in de zin.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3: Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en eventuele andere werkwoorden in de zin.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4: Wat is het lijdend voorwerp?
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat direct door de handeling wordt beïnvloed.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5: Wat is het meewerkend voorwerp?
Het meewerkend voorwerp is het voorwerp dat indirect door de handeling wordt beïnvloed.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6: Oefenen met onderwerp, persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
Benoem het onderwerp, de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin: 'De kat speelt met een bal.'

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7: Oefenen met lijdend en meewerkend voorwerp
Benoem het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp in de volgende zin: 'Ik geef mijn moeder een cadeau.'

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8: Samenvatting
Het onderwerp is wie of wat de handeling uitvoert. De persoonsvorm geeft aan wat er gebeurt. Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en eventuele andere werkwoorden. Het lijdend voorwerp wordt direct beïnvloed en het meewerkend voorwerp indirect.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.