T4 BS3 Bloedvatenstelsel

B3. Het bloedvatenstelsel
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

B3. Het bloedvatenstelsel

Slide 1 - Diapositive

Vandaag 
herhalen bs 2 het Hart 
lezen basisstof 3 bloedvatenstelsel 
uitleg bloedvatenstelsel 
maken 

Slide 2 - Diapositive


A
Linker kamer
B
Rechter kamer
C
Linker boezem
D
Rechter boezem

Slide 3 - Quiz

Welke wand is het dikst ? De wand van de ...
A
linker boezem
B
linker kamer
C
rechter boezem
D
rechter kamer

Slide 4 - Quiz

Linker boezem
Rechter boezem

Linker kamer
Rechter kamer
Holle ader
Longslagader
Longader
Aorta

Slide 5 - Question de remorquage

Leerdoelen
  • Je kent de functies en kenmerken van aders, slagaders en haarvaten.
  • Je kunt de delen van het bloedvatenstelsel noemen en daarin zuurstofgehalte, glucosegehalte en stroomrichting van het bloed aangeven. 
  • Je kunt het voorloop van bloeddruk in de bloedvaten beschrijven. 

Slide 6 - Diapositive

Doen:
- Lees blz. 26 t/m 33
- Noteer alle moeilijke woorden 
- Schrijf een vraag op, waar wil je meer over weten.
Klaar? -> begin met het maken van de opdrachten of maak een samenvating
timer
20:00

Slide 7 - Diapositive

Bloedvaten

Slide 8 - Diapositive

             Slagader                 -                   Ader

Slide 9 - Diapositive

Aderkleppen
Kleppen voorkomen terugstromen bloed

Slide 10 - Diapositive

Het bloedvatenstelsel

Slide 11 - Diapositive

De poortader 

Slide 12 - Diapositive

Bloeddruk (mm Hg)
De druk van het bloed tegen de wand van het hart en de bloedvaten noemen we de bloeddruk.
Belangrijkste oorzaak van de bloeddruk is het samentrekken van de hartkamers.
Als de halvemaanvormige kleppen zijn opengedrukt, is de bloeddruk in de hartkamers gelijk aan die in de aangesloten slagaders.

Slide 13 - Diapositive

Bloeddruk en stroomsnelheid
1. Er is te zien dat de bloeddruk afneemt tijdens het stromen van het bloed door de slagaders via de haarvaten naar de aders. 
2. Verband stroomsnelheid bloed en totale doorsnede bij de verschillende typen bloedvaten.
3. Stroomsnelheid bloed is het laagst in haarvaten maar de totale doorsnede van dit type is het hoogst.

Slide 14 - Diapositive

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen wanden van bloedvaten: bloeddruk
  • Bloeddruk verschilt in je lichaam

  • Hoge bloeddruk slecht op de lange termijn: beschadiging bloedvat
  • Lage bloeddruk kan zorgen voor duizeligheid en flauwvallen.

Slide 15 - Diapositive

Hartinfarct

Deel van het hartspier krijgt geen zuurstof/voedingsstoffen


Slide 16 - Diapositive

Doen:

  • Thema 4  basisstof 3 Het bloedvatenstelsel:           opdrachten  28 t/m 43
  • Of maak een samenvatting van de basisstof 
  • meet je eigen bloeddruk 
  • (als je klaar bent kan je door naar basisstof 4)
timer
15:00

Slide 17 - Diapositive

Leerdoelen gehaald? 
  • Je kent de functies en kenmerken van aders, slagaders en haarvaten.
  • Je kunt de delen van het bloedvatenstelsel noemen en daarin zuurstofgehalte, glucosegehalte en stroomrichting van het bloed aangeven.
  • Je kunt het voorloop van bloeddruk in de bloedvaten beschrijven. 

Slide 18 - Diapositive

In welke volgorde stroomt het bloed, gezien vanaf het hart?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten

Slide 19 - Quiz

Is de aorta een ader of een slagader?
A
Ader
B
Slagader

Slide 20 - Quiz

Welk bloedvat is de slagader?
A
1
B
2
C
3

Slide 21 - Quiz

Welke slagader vervoert zuurstofarm bloed?
A
halsslagader
B
kransslagader
C
leverslagader
D
longslagader

Slide 22 - Quiz

Wat is de naam van de slagader die uit de linkerkamer komt?
A
Longslagader
B
Hartslagader
C
Linkerkamerslagader
D
Aorta

Slide 23 - Quiz

De hartkleppen bevinden zich
A
tussen boezem en kamer
B
tussen kamer en slagader
C
in aders

Slide 24 - Quiz

Wat voor type bloedvat is dit en in welke richting stroomt het bloed?
A
Een slagader, richting S
B
Een slagader, richting T
C
Een ader, richting S
D
Een ader, richting T

Slide 25 - Quiz