5H 11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid
Deze les:
- Nakijken/bepreken huiswerk 11.2
- mini D-toets 11.2 Bloedsomloop
- Maken examenvraag Osmosepracticum 2007 
- 11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid
- Bloeddrukmeting


1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid
Deze les:
- Nakijken/bepreken huiswerk 11.2
- mini D-toets 11.2 Bloedsomloop
- Maken examenvraag Osmosepracticum 2007 
- 11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid
- Bloeddrukmeting


Slide 1 - Diapositive

Nakijken 11.2 opdr. 1 t/m 7,
Welke opdr. bespreken?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Lien

11.2 Leerdoelen en begrippen
Je leert de werking van het transportstelsel in mensen:
1. Je kan de grote- en kleine bloedsomloop beschrijven
2. Je kan eigenschappen van slagaders, aders en haarvaten noemen

Begrippen:
Gaswisseling, Kleine bloedsomloop, Grote bloedsomloop, Hormonen, Afvalstoffen, Dubbele bloedsomloop, Slagaders, Dekweefsel, Glad spierweefsel, Bindweefsel, Haarvaten, Aders, Kleppen. 

Slide 4 - Diapositive

Opdracht
- Maken examenvraag "Osmosepracticum" havo 2007-II
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

11.3 Leerdoelen en begrippen
Je leert de oorzaken en de gevolgen van te lage en te hoge bloeddruk:
1. Je kan de druk tijdens de hartcyclus uitleggen
2. Je kan uitleggen hoe een bloeddrukmeting werkt en deze uitvoeren
3. Je kan het ontstaan van systolische en diastolische druk (in de slagaders) uitleggen. 
4. Je kan de verschillen in stroomsnelheid en bloeddruk in slagaders, haarvaten en aders benoemen en verklaren. 
5.Je kan uitleggen hoe leeftijd en levenswijze de bloeddruk kunnen beïnvloeden. 

Begrippen:
(Lage en hoge) Bloeddruk, Bovendruk/Systolische druk, Onderdruk/Diastolische druk, Kringspiertjes, Aorta, Stroomsnelheid, Weerstand, Atherosclerose, Haarvaten, Uitwisseling van stoffen, Beenspieren, Kleppen. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Wat is de bloeddruk?
A
De druk die het bloed uitoefent op het hart
B
De druk die het bloed uitoefent op de bloedvaten

Slide 8 - Quiz

Wat voor effect heeft adrenaline op de hartslag en de bloeddruk?
A
De hartslag daalt, bloeddruk neemt toe
B
De hartslag en bloeddruk nemen toe
C
De hartslag neemt toe, bloeddruk daalt
D
De hartslag en de bloeddruk dalen

Slide 9 - Quiz

Bloeddruk - hart

Slide 10 - Diapositive

Bloeddruk - andere bloedvaten

Slide 11 - Diapositive

Boven- en Onderdruk

Slide 12 - Diapositive

Bloeddruk is de druk op de vaatwanden en ontstaat door samentrekken van hartkamers
1
2
3
4
1. Longslagader
2. Holle ader
3. Longader
4. Aorta

Plaats de nummers in volgorde van een hoge naar een lage bloeddruk. 


Slide 13 - Diapositive

BINAS 84E: Neemt de doorsnede-oppervlak van de bloedvaten toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?

Slide 14 - Question ouverte

BINAS 84E: Neemt de stroomsnelheid van het bloed toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?

Slide 15 - Question ouverte

BINAS 84E: Neemt de bloeddruk van het bloed toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Bloeddruk verschilt per persoon

Slide 19 - Diapositive

Je bloeddruk wordt ook beïnvloed door
bv stress of activiteit.
Hoe gaat daardoor de bloeddruk omhoog?
A
De spieren rondom de slagaders trekken samen
B
Het hart gaat meer druk zetten
C
De spieren rondom de slagaders ontspannen
D
Het bloedvolume wordt meer

Slide 20 - Quiz

Wanneer je last hebt van een lage bloeddruk, val je sneller flauw. Hoe komt dat?

Slide 21 - Question ouverte

Variatie in bloeddruk en stroomsnelheid

Slide 22 - Diapositive

De druk in de rechter tuinslang is hoog, net als in de slagaders. Die van de linker tuinslang is laag, net als in de aders. De waterstroom in de linker slang lijkt meer op de bloedstroom dan bij de rechterslang. Leg dat uit.

Slide 23 - Question ouverte

In welke bloedvaten is de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
in alle slagaders

Slide 24 - Quiz

Wat is de systolische (boven) druk?
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase

Slide 25 - Quiz

Waar is de bloeddruk op de afbeelding het grootst?
En bij de volgende hartfase?
A
Afbeelding: 10 vervolgens: 1
B
Afbeelding: 4, vervolgens: 2
C
Afbeelding: 9, vervolgens: 4
D
Afbeelding: 4, vervolgens: 9

Slide 26 - Quiz

De bloeddruk in de bloedvaten 13, 14, 5 en 6 wordt met elkaar vergeleken.
In welk bloedvat is de bloeddruk het laagst?

A
13
B
14
C
5
D
6

Slide 27 - Quiz

Welk type bloedvat is dit?
Wat is er rechts aan de hand?
A
Slagader Spatader
B
Ader Spatader
C
Slagader Artherosclerose
D
Ader Artherosclerose

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

De druk in de manchet is nu hoger dan die in de slagader

Slide 32 - Diapositive

De druk in de manchet is nu ietsje lager dan de systolische druk waardoor deze zich er doorheen kan persen

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Iemand heeft een bloeddruk van 150/90, deze persoon heeft een...
A
Hoge bloeddruk
B
Gezonde bloeddruk
C
Lage bloeddruk

Slide 36 - Quiz

Opdrachten (= HW)
- Maken 11.3 opdr. 3 t/m 6 en opdr. 9 t/m 12
- Herh. 5.1 + 5.3: Voedingsstoffen (via LessonUp)

Volgende les -->
Hartpracticum!

Slide 37 - Diapositive