ENGELS 4.3 Brochures

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

4.3 Brochures (and leaflets)

What is your reading strategy?

SKIMMING, SCANNING, INTENSIVE READING

exercise 1

exercise 1a: leesstrategie bepalen

exercise 1b: tekst lezen (skimmen & scannen) en vragen beantwoorden 

GRAMMAR

grammatica-onderwerp van 4.3: ontkennende zinnen

I am not a teacher. 

I cannot hear you. 

I do not eat meat. 

I have not seen your friend. 

I did not study for the test. 

more examples

He is not a teacher. 

She can't hear you. 

Our child does not eat meat. 

Our children do not eat meat.

He has not been at school.

He hasn't got any friends.

They did not study for the test.

grammar: uitleg en oefenen

Op de volgende dia vind je een link naar een video met uitleg over ontkennende zinnen. Daarna een paar dia's met links naar on-line oefeningen. 

Als je niet weet wat je bij de on-line oefeningen moet doen, klik dan op Show example. Weet je het dan nog niet precies, klik dan onderaan de oefening op Show answer. Kijk goed en doe daarna de oefening. Doe elke oefening minimaal 2x. 

www.engelsgemist.nl

https:

https:

https:

exercise 2

Vóórdat je exercise 2 maakt bestudeer je het groene blok in het boek. 

Bij het maken van exercise 2 controleer je in het groene blok of je het goede antwoord gekozen hebt. 

the rest of the exercises

exercise 3:   unscramble the words

exercise 4a:   intensief lezen en vragen beantwoorden

exercise 4b:   kort bericht schrijven 

exam exercise:   tekst helemaal lezen & begrijpen (skimmen, scannen, intensief lezen), vragen beantwoorden

vocabulary leren

Zorg dat je bij alle exercises alle woorden kent; ken je een woord niet, zoek het dan op. 

Leer de woordenlijst op pagina 94 en 95. 

Op de volgende dia vind je een link naar vocabulaire-oefeningen op Wikiwijs. Doe elke oefening minimaal 2x.

https:

more grammar

meer on-line grammatica-oefeningen via de link op de volgende pagina 

https:

lastig: don't have - haven't got

I have a bike. = I have got a bike. 

I do not have a bike. = I have not got a bike. 

He has a bike. = He has got a bike. 

He does not have a bike. He has not got a bike. 

link naar video met uitleg op de volgende dia

https: