Paragraaf 2.5

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Paragraaf 2.5

Leerdoelen:

- Rekenen met vermogen en energie

- Elektriciteit in huis.

Vermogen en energie

Vermogen

• Hoeveel elektrische energie een 

       toestel per seconde verbruikt (watt)

• Bij een variabele vermogen (b.v. een mixer) wordt altijd het maximale vermogen gemeld.
  
• Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte
  

Elektrisch vermogen

De hoeveelheid geleverde energie per seconde.

U is spanning in volt (V)

I is stroom in ampere (A)

P is vermogen in watt (W)

P=U⋅I

Elektrische energie

P is vermogen in watt (W)  of (KW)

t is tijd in seconden (s) of (h)

E is energieverbruik in joule (J) of (kWh)

E=P⋅t

De joule als eenheid

Met 1 joule kun je niet veel doen.

Daarom gebruik je meestal kJ of MJ.

In een huis wordt energie verbruik niet in joule gemeten maar in kWh. (kWh meter)

Je kunt P in W en tijd in s. Dan heb je de energie in  joule.

Je kunt P in kW en tijd in h. Dan heb je de energie in kWh.

1 kWh is 3,6 MJ. 

Bedenk: 1 kW x 1 h = 1 kWh. 

Je kunt P in W en tijd in s. Dan heb je joule.

Je kunt P in kW en tijd in h. Dan heb je kWh.

1 kWh is 3,6 MJ

De huisinstallatie.

Lichtnet

Alles parallel

Verschillende groepen: max 16 A per groep!

Opdrachtje

Stel we hebben een aantal apparaten, wasmachine 1,2 kW, mixer 120 W, 4 lampen totaal 20 W, en een elektrische kachel 1,5 KW. Op één groep, Imax = 16 A. 

Bereken hoeveel vermogen er nog over is?

Bereken de stroomsterkte die er nog maximaal bij mag komen.