Werkwoordspelling les 2: samengestelde zin

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

WERKWOORDSPELLING

                                 

                                Nederlands H3

                                         P1 - 24/25                                             

Terugblik vorige les

Vandaag

1. spellinggeweten en spellingbewustzijn

2. samengestelde zin, persoonsvorm en onderwerp

Spellinggeweten en spellingbewustzijn

Spellinggeweten en spellingbewustzijn

Lees de tekst vanaf pagina 10 t/m 14

Leesvragen:

1. Wat is een spellinggeweten en wat is spellingbewustzijn?

2. Hoe zit het met jouw spellinggeweten en spellingbewustzijn? 

3. Welke 4 verklaringen geeft de tekst voor het slecht spellen van leerlingen?

Leerdoelen 

Aan het einde van deze les ...

... weet je wat een samengestelde zin is.

... weet je hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

... weet je hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden. 

Enkelvoudige zin

Een zin met 1 persoonsvorm en 1 onderwerp.

Met hulp van zijn mentor leert de leerling plannen.  

Heeft hij een taart voor zijn jarige moeder gebakken? 

Hoe vind je de persoonsvorm?

Getalproef:       Enkelvoud                                     Meervoud

                               Hij maakt een grapje.              Wij maken een grapje.

Tijdproef:           Tegenwoordige tijd                   Verleden tijd

                               Ik roep mijn moeder.                 Ik riep mijn moeder. 

Woord dat verandert = de persoonsvorm.

Hoe vind je het onderwerp?

Het onderwerp = de hoofdrolspeler in de zin. 

Het onderwerp doet 'iets'.

                                                                            Wie doet?

Hij maakt een grapje.                                Hij 

Ik roep mijn moeder mijn moeder.      Ik  

Het onderwerp geeft antwoord op de vraag: wie of wat + persoonsvorm?

Wie of wat maakt? Hij   Wie of wat roept? Ik

Samengestelde zin

Een zin met 2 (of meer) persoonsvormen en 2 (of meer) onderwerpen.

De leerling verbetert zijn planning, als zijn mentor hem helpt. 

Hij heeft een taart gebakken, omdat zijn moeder jarig was. 

Voegwoorden & Signaalwoorden

Tussen de verschillende delen (zinnen) van een samengestelde zin staat een komma en/of een voegwoord. 

De leerling verbetert zijn planning, als zijn mentor hem helpt. 

- persoonsvormen: verbetert, helpt

- voegwoord: als

Een voegwoord ‘plakt’ 2 (of meer) zinnen aan elkaar en zorgt ervoor dat deze zinnen - elk met hun eigen ‘boodschap’ - een goed geheel vormen. 

Voegwoorden & Signaalwoorden

Een voegwoord staat vaak in het midden van de zin, met links daarvan de ene zin en rechts daarvan de andere zin. 

De leerling verbetert zijn planning, als zijn mentor hem helpt. 

Een zin kan ook beginnen met een voegwoord. Van zinnen aan elkaar ‘plakken’ is dan feitelijk geen sprake, maar het blijft een voegwoord.

Als zijn mentor hem helpt, verbetert de leerling zijn planning.

Aan de slag!

Ga naar SOM > map Werkwoordspelling

Download: Opdracht 1: Samengestelde zinnen 

Maak de opdracht.

Sla de theorie in het document eventueel over.