Spelling groep 8

Groep 8
LessonUp Quiz
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Groep 8
LessonUp Quiz

Slide 1 - Diapositive

We beginnen met woordspelling

Slide 2 - Diapositive

Schrijf het meervoud op van 'leeuwerik'

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het beroep van deze mannen?

Slide 4 - Question ouverte

In groep 8 krijg je een a.... voor de middelbare school.

Slide 5 - Question ouverte

Een verzamelwoord voor tafels, stoelen, kasten en banken is m........

Slide 6 - Question ouverte

Een voorwerp dat in de weg ligt is een o......

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf het meervoud op van 'lemmet'

Slide 8 - Question ouverte

Een ander woord voor mannentoilet is u......

Slide 9 - Question ouverte

Een stoel of bank die fijn zit is c..........

Slide 10 - Question ouverte

Een tennisbal sla je met een t...........

Slide 11 - Question ouverte

Dit beeld in Egypte is een s....

Slide 12 - Question ouverte

Reclame in de krant noem je
een a.........

Slide 13 - Question ouverte

De kleuren rood, blauw en geel zijn p......

Slide 14 - Question ouverte

Een plek waar je boeken kunt lenen is een b..........

Slide 15 - Question ouverte

Dit zijn twee m.......

Slide 16 - Question ouverte

Een opslagplaats voor water noem je ook wel een r.......r

Slide 17 - Question ouverte

Een ander woord voor badkamer of wc is s......r

Slide 18 - Question ouverte

Als je lichaam niet goed op een bepaald stofje reageert ben je a.........

Slide 19 - Question ouverte

Iemand die geliefd is door veel mensen is p.......

Slide 20 - Question ouverte

Een ander woord voor hoekschop is een c.....

Slide 21 - Question ouverte

Een ander woord voor stoep is t.......

Slide 22 - Question ouverte

En nu werkwoordspelling



Let goed op de tijdsbepaling!

Slide 23 - Diapositive

De koe ... in de wei. (grazen)

Slide 24 - Question ouverte

Zij ... gisteren de hele dag. (niezen)

Slide 25 - Question ouverte

Ik ... vanmiddag niet mijn huiswerk (vergeten)

Slide 26 - Question ouverte

De kok ... het hoofdgerecht (bereiden)

Slide 27 - Question ouverte

Mijn oma heeft vorige maand haar heup ... . (breken)

Slide 28 - Question ouverte

... jij het voor vanmiddag? (redden)

Slide 29 - Question ouverte

De besmettingen ... vorige week enorm! (stijgen)

Slide 30 - Question ouverte

... je kip op een ei? (broeden)

Slide 31 - Question ouverte

De klokkenluider ... de kerkklok. (luiden)

Slide 32 - Question ouverte

Hugo ... dat de scholen open blijven. (vermoeden)

Slide 33 - Question ouverte

De vlucht uit Zuid-Afrika ... vorige vrijdag op Schiphol. (landen)

Slide 34 - Question ouverte

De besmette passagiers ... gisteren in het quarantaine-hotel. (overnachten)

Slide 35 - Question ouverte

Dat hebben ze lange tijd .... (vrezen)

Slide 36 - Question ouverte

De arts ... gisteravond de man om in quarantaine te gaan. (verplichten)

Slide 37 - Question ouverte

De Hoofdpiet ... dat er geen cadeaus zijn. (melden)

Slide 38 - Question ouverte

Op de stoomboot ... vorige week alles van chocolade. (blijken)

Slide 39 - Question ouverte

De piet heeft het kind een cadeau .... (schenken)

Slide 40 - Question ouverte

... hij nog in Sinterklaas? (geloven)

Slide 41 - Question ouverte

Karin ... altijd veel geld tijdens Black Friday. (besteden)

Slide 42 - Question ouverte

Nu zijn jullie eindelijk van deze quiz ....(bevrijden)

Slide 43 - Question ouverte