Quiz H3/4 criminaliteit

Spanning, geringe pakkans en groepsgedrag zijn oorzaken van een bepaalde vorm van criminaliteit.

Welke vorm van criminaliteit is dat?
A
internationale vrouwenhandel
B
ontvoeringen
C
veelvoorkomende criminaliteit
D
zware georganiseerde misdaad
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spanning, geringe pakkans en groepsgedrag zijn oorzaken van een bepaalde vorm van criminaliteit.

Welke vorm van criminaliteit is dat?
A
internationale vrouwenhandel
B
ontvoeringen
C
veelvoorkomende criminaliteit
D
zware georganiseerde misdaad

Slide 1 - Quiz

Welke groep pleegt het meest veelvoorkomende criminaliteit?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is het gelegenheidsmotief?

A
iemand besluit een delict te plegen omdat het eenvoudig gaat en de pakkans laag is
B
mensen letten op wat anderen doen.
C
de waardering die je krijgt van anderen.
D
criminaliteit gepleegd door mensen met een hoge maatschappelijke positie.

Slide 3 - Quiz

Als een verdachte ontoerekeningsvatbaar is dan:
A
Heeft hij zijn rekeningen niet betaald
B
Wist de verdachte niet wat hij deed
C
Is de verdachte gauw vatbaar voor ziektes

Slide 4 - Quiz

Over wat voor soort criminaliteit gaat het en waarom?
zware criminaliteit
veelvoorkomende criminaliteit
Omdat...
...de graffiti op het bankje een voorbeeld van vandalisme is en dat komt veel voor.
Omdat...
...de handel in drugs een ernstig misdrijf is.
Omdat...
...fietsen zonder licht een lichte overtreding is en wordt niet beschouwd als crimineel gedrag
Omdat...
...woninginbraak veel gepleegd wordt.
Misdrijf
Overtreding

Slide 5 - Question de remorquage

Een land waar de rechten en plichten van de burger zijn vastgelegd in de wet noem je een:

Slide 6 - Question ouverte

Iemand die steeds een opnieuw een delict pleegt noemen we een:
A
witteboordencrimineel
B
Recidivist
C
openbaar aanklager
D
Onder toezicht gestelde

Slide 7 - Quiz

De politie mag je alleen op pakken als ze je echt verdenken van iets.
Dit heeft te maken met
A
Alle burgers hebben grondrechten
B
De overheid moet zich ook aan de wet houden
C
onafhankelijke rechtspraak
D
democratie

Slide 8 - Quiz

2

Slide 9 - Vidéo

Welke oorzaak van criminaliteit herken je in het verhaal van John?

Slide 10 - Question ouverte

Welke oorzaak van criminaliteit herken je in het filmpje?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe kan volgens de man in het filmpje jeugdcriminaliteit opgelost worden?

Slide 12 - Question ouverte

De rechter laat zich door niemand beïnvloeden en houdt zich aan het wetboek. Dit heeft te maken met
A
Alle burgers hebben grondrechten
B
De overheid moet zich ook aan de wet houden
C
Er is onafhankelijke rechtspraak
D
er is democratie

Slide 13 - Quiz

Iedereen heeft recht op privacy.
Dit heeft te maken met
A
Alle burgers hebben grondrechten
B
De overheid moet zich ook aan de wet houden
C
E is onafhankelijke rechtspraak
D
Er is democratie

Slide 14 - Quiz

Burgers mogen stemmen.
Heeft te maken met
A
Alle burgers hebben grondrechten
B
De overheid moet zich ook aan de wet houden
C
Er is onafhankelijke rechtspraak
D
Er is democratie

Slide 15 - Quiz

De politie mag ons niet zomaar afluisteren. Dit heeft te maken met
A
rechtsbescherming
B
rechtshandhaving

Slide 16 - Quiz

Wat is een grondrecht?
A
Recht om te stemmen
B
Recht om naar het terras te gaan
C
Het recht om nieuwe kleren te krijgen
D
Recht om te leren fietsen

Slide 17 - Quiz

Noem twee grondrechten:

Slide 18 - Question ouverte

De politie controleert of iedereen zich aan de 1,5 meter richtlijn houdt.
Dit heeft te maken met
A
rechtsbescherming
B
rechtshandhaving

Slide 19 - Quiz

Als je iemand hebt geslagen om jezelf te beschermen dan noem je dat:
A
noodweer
B
overmacht
C
rechtshandhaving

Slide 20 - Quiz

De politie mag ons niet zomaar afluisteren. Dit heeft te maken met
A
rechtsbescherming
B
rechtshandhaving

Slide 21 - Quiz

Als je door brand een deur vernielt is er sprake van
A
noodweer
B
overmacht
C
rechtshandhaving

Slide 22 - Quiz

examenvraag

Slide 23 - Diapositive