Les 29-03-2021, rekentrainers 6.1, 6.3 en 6.4

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Diapositive

De overheid kan met subsidies en heffingen milieuvriendelijk gedrag stimuleren.

Op welke manier kan de overheid dat nog meer doen?
A
Voorlichting geven aan producenten over duurzaam produceren
B
Door de markt van elektrische auto's af te remmen
C
Door zich niet al te veel met het milieu te bemoeien

Slide 2 - Quiz

Krantenbericht:
De gemeente Amsterdam deelt sinds begin september veel meer boetes uit aan vervuilende vrachtauto's als die het stadscentrum inrijden terwijl ze dat niet mogen. De hoofdstad controleert nu namelijk met camera's welke voertuigen de milieuzone voor vervuilend vrachtverkeer ingaan. Eerder stonden er nog gewoon toezichthouders langs de kant van de weg. Door de camera's kan Amsterdam nu veel meer vrachtauto's controleren.

Waarom heeft Amsterdam een milieuzone ingesteld voor vrachtauto’s ?
A
Om ervoor te zorgen dat bewoners vaker de fiets nemen
B
Om de lucht in het centrum schoner te houden
C
Om geen transport in het centrum te hebben
D
Om transporteurs schonere vrachtwagens te laten kopen

Slide 3 - Quiz

Hidde en Max praten over internationale samenwerking tussen overheden.
Hidde zegt: 'Internationale samenwerking tussen overheden is nodig, omdat landen last hebben van elkaars vuil water en van elkaars vuile lucht.'
Max zegt: 'Internationale samenwerking tussen overheden is nodig, omdat bedrijven last hebben van oneerlijke concurrentie bij verschillende milieuregels.'

Wie heeft gelijk?
A
Hidde
B
Max
C
Geen van beide
D
Beide

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen:
Leerdoelen rekentrainers:
- Je kan het gemiddelde inkomen per inwoner berekenen.
- Je kan met miljarden en miljoenen rekenen.
- Je kan een indexcijfer berekenen.

HUISWERK: Rekentrainers van paragraaf 6.1, 6.3 en 6.4

Slide 5 - Diapositive

Inkomen:
- Uit arbeid (salaris, winst) 
- Uit bezit (rente, dividend, huur/pacht, winst)
- Uit overdrachten (giften, uitkeringen en toeslagen)

Slide 6 - Diapositive

Inkomensverdeling/ Lorenzcurve

Slide 7 - Diapositive

Jan krijgt een werkloosheidsuitkering. Jan heeft inkomen uit:
A
Bezit
B
Arbeid
C
Overdrachten

Slide 8 - Quiz

Rens verhuurt zijn vakantiehuis in Spanje. Wat hij daarmee verdient is inkomen uit...
A
Bezit
B
Arbeid
C
Overdrachten

Slide 9 - Quiz

Het BBP van een land is in 2018 € 430 miljard, een jaar
later is het bbp € 442,9 miljard. Met hoeveel procent
is het BBP gestegen? (noteer ook je berekening)

Slide 10 - Question ouverte

Uitwerking
(Nieuw - oud) : oud x 100%

(442,9 - 430) : 430 x 100%
12,9 : 430 x 100% = 3% stijging

Slide 11 - Diapositive

Het nationaal inkomen van een land is € 560 miljard. Het land heeft 14 miljoen inwoners. Bereken het gemiddelde inkomen.

Slide 12 - Question ouverte

Uitwerking
In een land is een inkomen van 560 miljard met 14 miljoen inwoners.

€ 560.000.000.000 : 14.000.000 inwoners = €40.000,00 per inwoner

Slide 13 - Diapositive

Indexcijfers
Indexcijfers geven de prijsontwikkeling aan van een bepaald product.

Soms worden producten goedkoper (deflatie) en vaak worden producten duurder (inflatie).


Slide 14 - Diapositive

We kunnen naar 1 product kijken (bijv aarbeien) of naar een hele groep producten (bijv fruit) en daar het gemiddelde van nemen.


Indexcijfers

Slide 15 - Diapositive

VUISTREGEL
INDEXCIJFER VAN HET BASISJAAR IS ALTIJD 100

Slide 16 - Diapositive

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Indexcijfer 2013 = 2,64 : 2,75 x 100 = 96

Slide 17 - Diapositive

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Van indexcijfer naar getal?

1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.
2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

  • 1: 96 : 100 = 0,96
  • 2: 0,96 x 2,75 = €2,64



96

Slide 18 - Diapositive

Indexcijfers
2013
2014
2015
2016
2,64
2,75
2,51
2,78
I
96
100
91,27
101,09
2015: 2,51 : 2,75 x 100 = 91,27 
2016: 1: 101,09 : 100 = 1,0109
         2: 1,0109 x 2,75 = €2,78

Slide 19 - Diapositive

Hoe noemen we een prijsstijging?
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 20 - Quiz

Hoeveel punten is het basisjaar?
A
1000
B
10
C
100
D
1

Slide 21 - Quiz

Indexcijfers zijn hetzelfde als procenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Bereken het indexcijfer van 2006.

Slide 23 - Question ouverte

Uitwerking
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
107.000.000 : 71.000.000 x 100 = 150,70 (afgerond)

Slide 24 - Diapositive

Bereken de omzet van 2013.

Slide 25 - Question ouverte

Uitwerking
1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.
2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
1: 136 : 100 = 1,36
2: 1,36 x 318.000.000 = €432.480.000,00

Slide 26 - Diapositive

Aan de slag!
Wat? Maak de rekentrainers van paragraaf 6.1, 6.3 en 6.4
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met de rekentrainers van paragraaf 6.2 en 6.5 of een ander vak.

timer
25:00

Slide 27 - Diapositive