Repaso unidad 3 C2

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

¡Repasamos!

Ik beheers de woordenschat die met het weer te maken heeft.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik ken de grammaticale constructie ir+a+infinitief en ik weet wanneer ik deze moet gebruiken.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden als lijdend voorwerp in het Spaans.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik versta de hoofdlijnen van het weerbericht in het Spaans.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik ken alle woorden van de woordenlijst unidad 3 en de frases claves.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Contesta en español:
¿Qué vas a hacer el fin de semana?

Contesta en español:
¿Qué tiempo hace hoy en Dordrecht?

Hoe vertaal je "regenen" naar het Spaans?

Hoe vertaal je "de bliksemschicht" naar het Spaans?

Hoe vertaal je "het is koud" naar het Spaans?

Hoe vertaal je "het is mistig" naar het Spaans?

Hoe vertaal je "de woestijn" naar het Spaans?

Hoe vertaal je "verblijven" naar het Spaans?

Vertaal de zin naar het Nederlands:
"¿Qué vas a hacer el lunes?"

Vertaal de zin naar het Spaans:
" Het is heel warm".

Está

Hay

Hace

nublado

granizando

viento

mucho frío

nevando

sol

buen tiempo

soleado

bastante calor

tormentas

niebla

¿Qué tiempo hace hoy en el norte de Portugal?

¿Qué tiempo hace hoy en el sur de Francia?

Lijdenvoorwerp (Complemento directo):

Quiero un teléfono nuevo.

1. las quiero
2. los quiero
3. la quiero
4. lo quiero

Lijdenvoorwerp (Complemento directo):

María, ¿me llamas mañana a las 10?

1. Sí, yo me llama .
2. Sí, yo lo llamo.
3. Sí, yo te llamo.
4. Sí, yo os llamo.

Lijdenvoorwerp (Complemento directo):

¿Preparáis el pastel para la fiesta de cumpleaños?

1. Sí, yo te preparo.
2. Sí, os lo preparo.
3. Sí, yo lo preparo.
4. Sí, lo preparamos.

Lijdenvoorwerp (Complemento directo):

"Tengo las notas del examen de español"

1. la tengo
2. os tengo
3. las tengo
4. lo tengo

Lijdenvoorwerp (Complemento directo):

"Estoy estudiando la gramática de la unidad 2 para el examen. "

1. Lo estoy estudiando
2. Me estoy estudiando
3. La estoy estudiando
4. Estoy la estudiando

Vervang het complemento directo (LV) voor het voornaamwoord:

"El profesor entrega unas copias."

Vervang het complemento directo (LV) voor het voornaamwoord:

"Voy a leer ese libro de Historia."

Vervang het complemento directo (LV) voor het voornaamwoord:

"Estamos haciendo los deberes de español.

Ben je klaar voor de s.o. van unidad 3?

1 (No)

2

3

4

5(Sí, por supuesto)

Verplichte opdrachten:

WB (huiswerk) Unidad 3 Comunicación :

Opdracht 1 t/m 4

TB (in de klas) Unidad 3. Cultura 

Opdracht 1 t/m 3

Si terminas/Als je klaar bent?

Vocabulario unidad 3 leren

Gramática unidad 3 leren

Extra oefening:

IR+a+ infinitivo 

Complemento directo 

Optionele opdrachten:

(verdieping / verbreding)

TB Unidad 3 (in de klas) Comunicación

Opdracht 1 t/m 3

0