5a di 22

Welk woord betekent :
inbegrepen?
A
sauf
B
inclus
C
sans
D
excepté
1 / 12
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Welk woord betekent :
inbegrepen?
A
sauf
B
inclus
C
sans
D
excepté

Slide 1 - Quiz

Over tien jaar
A
dans dix ans
B
sur dix ans
C
par dix ans
D
à travers dix ans

Slide 2 - Quiz

le nombre augmente
A
het aantal neemt af
B
het aantal is stabiel
C
het aantal neemt toe
D
het aantal wisselt

Slide 3 - Quiz

les pays occidentaux
A
de oosterse landen
B
de arabische landen
C
de westerse landen
D
Scandinavie

Slide 4 - Quiz

Elle se tait

synonyme?
A
Elle prend la parole
B
Elle est silencieuse
C
Elle s' entraîne
D
Elle est bavarde

Slide 5 - Quiz

Quel est son surnom?
Wat is zijn/haar....?
A
Voornaam
B
Bijnaam
C
Achternaam
D
Doopnaam

Slide 6 - Quiz

Quel est le mot négatif?

A
le bonheur
B
le courage
C
la réussite
D
la paresse

Slide 7 - Quiz

beweren
gerust-
stellen
uitleggen
bevestigen
voorbeelden geven
affirmer
rassurer
expliquer
confirmer
illustrer

Slide 8 - Question de remorquage

na het signaalwoord bref
komt een
A
reden
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 9 - Quiz

Na het signaalwoord
ainsi
komt een
A
voorwaarde
B
voorbeeld
C
opsomming
D
conclusie

Slide 10 - Quiz

Il n' a pas réagi?
autrement:
A
N' a-il pas réagi?
B
N'a-t-il pas réagi?
C
N'est-ce qu'il n' a pas réagi?
D
Alle drie onjuist

Slide 11 - Quiz

Où (..?..) habite-il?
A
niks
B
est-ce que
C
est-ce qu'

Slide 12 - Quiz