questions d'examen 5

Aujourd'hui on va faire un petit test de vocabulaire!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui on va faire un petit test de vocabulaire!

Slide 1 - Diapositive

Dans quel but l'auteur a-t-il écrit cet article?=
A
welke oorzaak noemt de schrijver in dit artikel?
B
met welk doel heeft de schrijver dit artikel geschreven?
C
wat is de reden dat de schrijver dit artikel schrijft
D
wat is waar volgens de schrijver van dit artikel?

Slide 2 - Quiz

Welke van onderstaande vragen vraagt niet naar de hoofdgedachte van de tekst (of een deel ervan)?
A
Qu'est-ce que le deuxième alinéa illustre?
B
Que peut-on déduire du texte?
C
Que lit-on sur monsieur Leblanc?
D
Que peut-on conclure du premier alinéa?

Slide 3 - Quiz

confirmer =
A
bevestigen
B
vergelijken
C
uitleggen
D
herhalen

Slide 4 - Quiz

résumer=
A
verduidelijken
B
samenvatten
C
uitleggen
D
benadrukken

Slide 5 - Quiz

Quel est l'attitude de l'auteur?=
A
wat is de mening van de schrijver?
B
wat is het gevoel van de schrijver?
C
wat is de toon van de schrijver?
D
wat is de houding van de schrijver?

Slide 6 - Quiz

welke van de volgende woorden is niet positief
A
content
B
courageuse
C
fier
D
angoisse

Slide 7 - Quiz

zelfde vraag: welke van de volgende woorden is niet positief?
A
honte
B
approbation
C
espoir
D
étonnement

Slide 8 - Quiz

welke van de volgende woorden is negatief
A
convaincu
B
passioné
C
faché
D
doutes

Slide 9 - Quiz

welke van de volgende woorden is NIET negatief?
A
gênant
B
inquiet
C
méfiance
D
fort

Slide 10 - Quiz

noem zoveel mogelijk ontkenningen
Frans- Ned

Slide 11 - Carte mentale

ne....que lijkt een ontkenning maar is het niet.
ne...que =

Slide 12 - Question ouverte

affirmer
choisir
contribuer
quitter
se plaindre
baisser
dalen
bevestigen
verlaten
kiezen
bijdragen
klagen

Slide 13 - Question de remorquage

la retraite
A
het beroep
B
het pensioen
C
de kosten
D
het geld

Slide 14 - Quiz

le chômage
A
de werkeloosheid
B
de winkel
C
de zaak
D
de handel

Slide 15 - Quiz

le logement
A
de geboorte
B
de gewoonte
C
de huisvesting
D
het erfgoed

Slide 16 - Quiz

l'habitude=

Slide 17 - Question ouverte

le bac =

Slide 18 - Question ouverte

le cerveau =
A
het brein
B
de les
C
de samenleving
D
de inwoner

Slide 19 - Quiz

la marque =
A
de markt
B
het merk

Slide 20 - Quiz

au revoir

Slide 21 - Diapositive