Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
5.3 De sociale kwestie
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900
Slide 1 - Diapositive
In deze paragraaf leer je:
Hoe de leef-en werkomstandigheden van arbeiders meer aandacht kregen.
Wat veranderde door sociale wetten.
Hoe arbeiders hun leef- een werkomstandigheden verbeterden.
Slide 2 - Diapositive
Wat is een constitutionele monarchie?
Slide 3 - Question ouverte
Voor of na de grondwet van 1848? De koning heeft het meest te zeggen.
A
Voor
B
Na
Slide 4 - Quiz
Voor of na de grondwet van 1848? De koning is onschendbaar.
A
Voor
B
Na
Slide 5 - Quiz
Voor of na de grondwet van 1848? Het parlement heeft de hoogste macht.
A
Voor
B
Na
Slide 6 - Quiz
Voor of na de grondwet van 1848? De minister-president is de regeringsleider.
A
Voor
B
Na
Slide 7 - Quiz
Kinderarbeid
Goedkope arbeidskrachten
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
Ze zijn goedkoper dan mannen en vrouwen
Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines
Slide 8 - Diapositive
Kinderarbeid is heel gewoon
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Filmpje
Leefomstandigheden van de arbeiders
Let op: kijkvragen
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
03:56
Wat valt je op aan dit arbeidersgezin?
Slide 13 - Carte mentale
Wat valt je op in de straat?
Slide 14 - Carte mentale
Waarom wil de man per sé dat zijn kinderen de pastoor zien?
Slide 15 - Question ouverte
Wat doen de kinderen overdag?
Slide 16 - Question ouverte
Wat valt je op over de leefomstandigheden?
Slide 17 - Carte mentale
Leven en werken in armoede
Arbeiders in de 19e eeuw hadden slechte werk-en leefomstandigheden.
Mensen werkten hele lange dagen voor weinig loon, zonder een dag vakantie.
Fabrieken maakten gebruik van kinderarbeid.
Door schrijvers uit deze periode kwam er steeds meer aandacht voor de slechte werk- en leefomstandigheden.
Ze noemden het de sociale kwestie.
Slide 18 - Diapositive
Filmpje
Arbeiders in opstand
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
05:21
Waarom werden de kinderen verstopt?
Slide 21 - Question ouverte
07:17
Leg uit dat arbeiders hun positie konden verbeteren door samen in opstand te komen.
Slide 22 - Question ouverte
Sociale wetten
Sinds de middeleeuwen gaf de kerk hulp aan de arme mensen. Door de discussies rond de sociale kwestie ontstond het idee dat ook de overheid wat moest doen voor arme burgers.
Sociale wetten konden zorgen voor ondersteuning en bescherming van sociaal zwakkeren.
In 1874 werd het 'Kinderwetje van Van Houten' aangenomen door de Tweede en Eerste kamer.
Hiermee werd kinderarbeid voor kinderen jonger dan twaalf verboden.
Later kwamen er steeds meer sociale wetten bij, zoals de leerplichtwet uit 1901.
Liberaal kamerlid Samuel van Houten.
Slide 23 - Diapositive
Arbeiders in actie
Sommige arbeiders kwamen zelf in actie tegen de slechte omstandigheden.
Zei richtten vakbonden op om elkaar te steunen en betere arbeidsomstandigheden af te dwingen.
Vakbonden organiseerde stakingen en gingen met werkgevers in gesprek.
Socialistenvonden dat er meer gelijkheid en minder verschil tussen arm en rijk moesten komen.
Radicale socialisten (Marxisten) wilden met een revolutie zorgen dat productiemiddelen in handen van de staat kwamen, zodat er geen verschil meer was tussen de bezitloze en bezittende klasse.
Later wilden gematigde socialisten zorgen voor veranderingen met behulp van sociale wetten.
Karl Marx
Slide 24 - Diapositive
Filmpje
Oplossingen voor de
sociale kwestie
Slide 25 - Diapositive
0
Slide 26 - Vidéo
Wie bedacht de kinderwet van 1874?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
Samuel van Houten
D
Willem I
Slide 27 - Quiz
Ideologie
sociale wet
socialist
vakbond
recht van initiatief
geheel van ideeën over de samenleving
wet voor steun aan mensen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgen
iemand die in de politiek streeft naar meer gelijkheid
organisatie en werknemers
leden van de Tweede Kamer mogen een wetsvoorstel indienen
Slide 28 - Question de remorquage
Wat is het kernwoord van het socialisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Alles bij het oude houden
D
Geloof
Slide 29 - Quiz
Wat valt je op in de straat?
Slide 30 - Carte mentale
Waarom wil de man per sé dat zijn kinderen de pastoor zien?