Hoofdstuk 1 t/m 3.3

Herhaling H1 t/m H3.3
Lesbrief Werk en Werkloosheid
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H1 t/m H3.3
Lesbrief Werk en Werkloosheid

Slide 1 - Diapositive

In welk geval zal de i/a-ratio stijgen?
A
Verhoging van de pensioenleeftijd.
B
Steeds meer moeders gaan werken
C
Een verlenging van de maximale uitkeringsperiode van twee jaar naar drie jaar.
D
Subsidies voor het aannemen van mensen met een beperking

Slide 2 - Quiz

Als werkgevers een opleiding betalen voor hun werknemers, dan ontstaat er een berovingsprobleem. Dit betekent dat ...
A
de werknemers het geld voor de opleiding in eigen zak kunnen stoppen.
B
de werknemers een hoger loon kunnen eisen, omdat de werkgever anders verzonken kosten maakt.
C
de werknemers niet hun best doen op de opleiding omdat ze er toch niet voor hoeven te betalen.
D
de werkgevers kunnen dreigen met minder loon als de werknemer de opleiding niet afrondt.

Slide 3 - Quiz

Wanneer de p/a-ratio stijgt, stijgt het gemiddeld aantal uren per week per werknemer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Als de prijzen meer stijgen dan de lonen, dan spreken we van een reële loonstijging.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 naar 67 jaar, leidt ertoe dat de potentiële beroepsbevolking ...
A
stijgt.
B
daalt.
C
gelijk blijft.

Slide 6 - Quiz

In de cao voor de gezondheidszorg staat ‘De loonstijging volgend jaar hangt af van de inflatie. Als de inflatie 2,5% is, krijgen alle werknemers 2,5% erbij.’

Dit noemen we ...
A
prijscompensatie.
B
initiële loonstijging.
C
incidentele loonstijging.
D
individuele loonstijging.

Slide 7 - Quiz

De i/a-ratio in een land is gestegen van 65 naar 69, dit kan zijn veroorzaakt door ...
A
Een verhoging van de pensioenleeftijd.
B
Een economische crisis.
C
Strengere regels voor het ontvangen van uitkeringen.
D
Een stijging van de netto participatiegraad.

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak is onjuist?
A
Als een vakbond betere arbeidsvoorwaarden bedingt, dan gelden die alleen voor alle leden.
B
Werknemers die niet aangesloten zijn bij een vakbond tonen meeliftgedrag.
C
Hoe hoger de organisatiegraad van een vakbond, hoe groter de kans op betere arbeidsvoorwaarden.
D
Bij een verplichte vakbond is niet of nauwelijks sprake van meeliftgedrag.

Slide 9 - Quiz

Gegevens over een land in 2021:
Inflatie + 10%
Arbeidsproductiviteit +3%

Als de cao-lonen niet veranderen, dan…
A
blijft de koopkracht gelijk.
B
daalt de koopkracht met 10%.
C
daalt de koopkracht met 7%.
D
stijgt de koopkracht met 3%

Slide 10 - Quiz

Wat betekent ‘De organisatiegraad in het onderwijs is laag.’
A
Dat er in verhouding weinig directieleden zijn in het onderwijs.
B
Dat in het onderwijs, in verhouding tot het bedrijfsleven, slecht georganiseerd wordt.
C
Dat er in het onderwijs in verhouding weinig werknemers lid zijn van een vakbond.
D
Dat de besturen van de scholen meestal pas laat hun cao-afspraken op papier hebben.

Slide 11 - Quiz