Hoofdstuk 1 t/m 4.3

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Herhaling H1 t/m 4.3 

Lesbrief Werk & Werkloosheid

Welke van de volgende personen behoort niet tot de beroepsbevolking?

1. Ruud is zelfstandige (zzp’er), maar heeft niet veel opdrachten.
2. Achmed is (deels) afgekeurd voor het werken in de bouw en zoekt een baan als conciërge.
3. Peter studeert aan de Hogeschool in Breda en doet vrijwilligerswerk in een bejaardentehuis.
4. Ilse zag haar tijdelijke aanstelling aan de basisschool in Tilburg niet verlengd worden; ze zoekt een nieuwe baan.

De (bruto)participatiegraad van de totale bevolking neemt toe als ....

1. de arbeidsongeschiktheidskeuringen soepeler worden.
2. de lonen dalen.
3. de leeftijd waarop mensen met vervroegd pensioen gaan, stijgt.
4. steeds meer leerlingen hoger onderwijs volgen.

Totale bevolking = 20.000.000
Potentiële beroepsbevolking (personen) = 13.000.000
Beroepsbevolking (personen) = 10.200.000
Werklozen (personen) = 700.000
Werkgelegenheid in arbeidsjaren (arbeidsvolume) = 8.200.000
Aantal uitkeringsontvangers (volledige uitkeringen) = 5.100.000

Bereken de i/a-ratio.

1. 26
2. 62
3. 39
4. 54

Stelling: Een hogere arbeidsproductiviteit maakt het mogelijk een hogere i/a-ratio op te vangen.

1. Juist
2. Onjuist

Een krant meldt eind 2020

‘Door de beperkte loonruimte en slechte economische vooruitzichten komen de cao-onderhandelingen dit jaar onder druk te staan’.

Hiermee wordt bedoeld dat ….

1. de werkgeversorganisaties dit jaar meer loonsverhoging kunnen bieden.
2. de werkgeversorganisaties dit jaar loonsverlaging eisen.
3. de vakbonden dit jaar minder loonsverhoging kunnen krijgen.
4. de vakbonden dit jaar meer loonsverhoging zullen vragen.

Loonkosten = +2%
Arbeidsproductiviteit = +5%

Bereken de loonkosten per product

1. gedaald met 2,86%.
2. gedaald met 0,4%.
3. gestegen met 7,1%.
4. gestegen met 2,50%

Stelling: Als de lonen meer stijgen dan de arbeidsproductiviteit, dan spreken we van een reële loonstijging.

1. Juist
2. Onjuist

Als de totale productie stijgt met 12% en de arbeidsproductiviteit stijgt met 5%, dan ...

1. stijgt de werkgelegenheid met 7,0%.
2. stijgt de werkgelegenheid met 6,67%.
3. daalt de werkgelegenheid met 7,0%.
4. daalt de werkgelegenheid met 6,25%

Stelling: Als de werkgelegenheid in een bepaalde sector daalt met 5%, dan neemt de werkloosheid automatisch toe met 5%.

1. Juist
2. Onjuist

Als werkgevers een opleiding betalen voor hun werknemers, dan ontstaat er een berovingsprobleem. Dit betekent dat

1. de werknemers het geld voor de opleiding in eigen zak kunnen stoppen.
2. de werknemers een hoger loon kunnen eisen, omdat de werkgever anders verzonken kosten maakt.
3. de werknemers niet hun best doen op de opleiding omdat ze er toch niet voor hoeven te betalen.
4. de werkgevers kunnen dreigen met minder loon als de werknemer de opleiding niet afrondt

In de cao voor het onderwijs staat ‘De loonstijging volgend jaar hangt af van de inflatie. Als de inflatie 3,2% is, krijgen alle werknemers 3,2% erbij.’

Dit noemen we ...

De p/a-ratio stijgt van 1,2 naar 1,4. Dit kan zijn veroorzaakt doordat ...

1. Minder mensen parttime zijn gaan werken en/of minder uren zijn gaan werken.
2. Minder mensen parttime zijn gaan werken en/of meer uren zijn gaan werken.
3. Meer mensen parttime zijn gaan werken en/of meer uren zijn gaan werken.
4. Meer mensen parttime zijn gaan werken en/of minder uren zijn gaan werken.