H1 Lezen

Nederlands
Lezen H1
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Lezen H1

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel:
Na de les ken je minimaal 3 woordraadstrategieën om de betekenis van een woord te ontdekken.

Slide 2 - Diapositive

Wat doe jij wanneer je een tekst leest en een woord niet kent?

Slide 3 - Carte mentale

Uitleg
Soms lees je een woord waarvan je de betekenis niet kent. Je kunt dan een woordraadstrategie gebruiken om de betekenis van het woord te ontdekken. Je leert nu vier woordraadstrategieën. Lukt het niet om de betekenis van een moeilijk woord te vinden? Gebruik dan een (online) woordenboek.

Slide 4 - Diapositive

Synoniem
Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis.

Zoek een synoniem in dezelfde zin of lees anders ook de zin voor het moeilijke woord en de zin erna:

– Jasper heeft individueel pianoles, omdat hij het best presteert als hij alleen les krijgt en zelfgekozen muziek kan spelen.

Slide 5 - Diapositive

Omschrijving
Een omschrijving legt in meer dan één woord de betekenis van een onbekend woord uit.

Let op woorden die tussen haakjes of tussen komma’s in dezelfde zin of in de zin ervoor of erna staan:
– Hardloopster Dafne Schippers is een vedette, een beroemd persoon, die altijd voor de winst gaat.

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld
Voorbeelden leggen soms de betekenis van een onbekend woord uit.

Na de volgende woorden volgen vaak voorbeelden: als, zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van.
– De meeste zuivelproducten, bijvoorbeeld melk, kaas en kwark, bewaar je in de koelkast.
Voorbeelden staan ook vaak tussen haakjes of na een dubbele punt met komma’s ertussen.
– Linde is gek op allerlei kermisattracties: spookhuis, reuzenrad, botsauto’s.

Slide 7 - Diapositive

Tegenstelling
Een tegenstelling kan helpen om de betekenis van een onbekend woord te achterhalen.




Na de volgende woorden volgt vaak een tegenstelling: maar, echter, toch, daarentegen.
– De oud-voetballer Arjen Robben woont nu in een riante villa, maar hij groeide op in een veel kleiner huis.
Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.


Slide 8 - Diapositive

Aan de slag
Ga naar Magister > leermiddelen > Nederlands 



Cursus 1 Meer dan lezen > onbekende woorden > opdracht 1

Slide 9 - Diapositive

Opdracht bespreken

Slide 10 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 11 - Question ouverte

Ik ken 3 woordraadstrategieën om de betekenis van een woord te achterhalen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage