§1: Onbekend woord

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 1B

Vandaag...
- Herhaling woordraadstrategieën
- 'Woordenschat' §1





 Huiswerk 
Woordenschat §1 en §2







Leerdoelen:
- Ik weet op welke manieren ik de betekenis van een onbekend woord kan raden.
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 1B

Vandaag...
- Herhaling woordraadstrategieën
- 'Woordenschat' §1





 Huiswerk 
Woordenschat §1 en §2







Leerdoelen:
- Ik weet op welke manieren ik de betekenis van een onbekend woord kan raden.

Slide 1 - Diapositive

De context gebruiken
  • De 'context' zijn de woorden of zinnen rondom het nieuwe
    woord.


  • De context helpt je te raden wat het woord betekent:
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- lees in de andere (volgende) alinea

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent 'woordraadstrategie'?

Slide 3 - Question ouverte

Welke
woordraadstrategieën
ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Woordraadstrategieën 
- synoniem
- omschrijving
- voorbeeld
- tegenstelling*

Slide 5 - Diapositive

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 6 - Quiz

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 7 - Quiz

Synoniem voor:
Mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen

Slide 8 - Quiz

Synoniem voor:
detail
A
groot onderdeel
B
gedeelte
C
klein onderdeel
D
precies werk

Slide 9 - Quiz

Wat is een synoniem van ontvreemden?
A
stelen
B
onbekenden
C
dieven
D
ontdekken

Slide 10 - Quiz

omschrijving van 'aanfluiting'
A
jaloezie
B
zin om aan iets deel te nemen
C
afgang; iets wat schandalig slecht is
D
heel boeiend. mooi of spannend

Slide 11 - Quiz

omschrijving van animo
A
aanplakbiljet
B
creatief; kunstzinnig
C
vermakelijk; grappig
D
zin om aan iets deel te nemen

Slide 12 - Quiz

omschrijving van 'puntjes op de i zetten'
A
alles overtreffen
B
iets helemaal af maken
C
openbare aandacht op iets vestigen
D
de beste speler zijn

Slide 13 - Quiz

'Ik heb drie biljetten van 50 euro.'
Wat denk je dat het woord 'biljet' betekent?
A
bon
B
briefje
C
munt

Slide 14 - Quiz

Tijdens het concert is opnameapparatuur, zoals camera's en telefoons, verboden.

Slide 15 - Question ouverte

Op nationale feestdagen, zoals Koningsdag en Bevrijdingsdag, hangen veel mensen de vlag uit.

Slide 16 - Question ouverte

In ontwikkelingslanden zoals Congo, Malawi en Nepal heerst veel armoede

Slide 17 - Question ouverte

Tegenstellingen
Wat zijn dit?
A
Woorden met een tegenovergestelde betekenis.
B
Meningen die iets tegenspreken.
C
Woorden die hetzelfde of bijna hetzelfde betekenen.
D
De, het & een.

Slide 18 - Quiz

Welke woordjes geven aan dat er een tegenstelling volgt?
A
en , dus, omdat
B
maar, echter, toch
C
want, of, onder andere
D
ook, bovendien, tenslotte

Slide 19 - Quiz

Wat is een tegenstelling van 'altijd'?
A
af en toe
B
soms
C
vaak
D
nooit

Slide 20 - Quiz

woordraadstrategie 'synoniem'
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies

Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- lees in de andere (volgende) alinea

Slide 21 - Diapositive

Synoniem

Synoniemen: 
twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.

patat - friet

Slide 22 - Diapositive

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

schrijver - auteur

Slide 23 - Diapositive

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 24 - Quiz

woordraadstrategie 'omschrijving'
Met een omschrijving wordt uitgelegd wat een woord betekent.

Bij het vakantiehuis van de beroemde zanger lagen paparazzi op de loer. Deze op schandalen beluste, heel opdringerige persfotografen hoopten op een bijzondere foto.

Slide 25 - Diapositive

Hoe zoek je dan een omschrijving? (1)
- Je vindt een omschrijving tussen haakjes of tussen komma’s. 




Bijvoorbeeld: Vaak verschijnt een filmeditie, een uitgave van een boek met foto’s uit een daarnaar gemaakte film, nadat een boek verfilmd is.

Slide 26 - Diapositive

Hoe zoek je dan een omschrijving? (2)
- Je vindt omschrijving in de volgende zin. 

Bijvoorbeeld: Honderden ramptoeristen bezochten het overstroomde gebied. De hulpverleners hadden veel last van al die mensen die uit nieuwsgierigheid naar de ramp kwamen kijken.

Slide 27 - Diapositive

Hoe zoek je dan een omschrijving? (3)
- Je vindt omschrijving in de vorige zin


Bijvoorbeeld: Sommige popmuzikanten krijgen veel post van bewonderaars. Meestal beantwoorden ze hun fanmail niet zelf.

Slide 28 - Diapositive

woordraadstrategie 'voorbeeld zoeken'
Kijk in de tekst of er voorbeelden gegeven worden, 
waardoor je de betekenis kunt raden.
Voorbeelden herken je vaak aan woordjes als zoals, zo, (bij)voorbeeld, denk aan, neem nou, dubbele punt.

Ik hou van exotisch fruit, zoals ananas en mango.

Slide 29 - Diapositive

"Sandra is gek op budosporten zoals
judo en karate."
Welke voorbeelden worden er genoemd?

Slide 30 - Question ouverte

"Sandra is gek op budosporten zoals
judo en karate."
Waarvan zijn judo en karate voorbeelden?

Slide 31 - Question ouverte

woordraadstrategie 'tegenstelling'
Na de volgende woorden volgt vaak een tegenstelling: maar, echter, toch, daarentegen.

 

– De oud-voetballer Arjen Robben woont nu in een riante villa, maar hij groeide op in een veel kleiner huis.
Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.

Slide 32 - Diapositive

Huiswerk dinsdag 19 sept.
Ne: Maken: paragraaf 1 'Meer dan lezen'

Slide 33 - Diapositive


Wat is geen tegenstelling?
A
Traag - Langzaam
B
Boven - Onder
C
Laag - Hoog
D
Gevaarlijk - Veilig

Slide 34 - Quiz

En nu...
- Maak 'Woordenschat' §1 en §2




Succes!






Slide 35 - Diapositive

§1: Onbekend woord

Slide 36 - Diapositive