hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en leestekens
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Diapositive

als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen

Slide 2 - Diapositive

Maar hoe moet dat dan? 

Slide 3 - Diapositive

Begin- en eindpunt van zinnen
Als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft. Het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken. Doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn. Je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan. Als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen. Daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen.

Slide 4 - Diapositive

Leespauzes
  • Aangeven met een komma.

  • Wanneer?
    - Altijd bij een opsomming (Eva, Jens, Vincent en Jasper).
    - Tussen 2 zinnen die samen in 1 zin staan (let op persoonsvorm)
        (Gisteren hadden we vrij, vandaag hebben we school.) 
    - Voor een voegwoord.
        (Deze telefoon is duur, maar die is nog duurder.)
LET OP:
GEEN komma voor 'en'.

Slide 5 - Diapositive

Komma's erbij: hoeveel komma's zie je?
Als je zinnen opschrijft, is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft. Het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken. Doe je dat niet, krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn. Je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan. Als je deze tekst leest, zul je dat wel begrijpen. Daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen.

Slide 6 - Diapositive

Vraag- en uitroepteken
  • Niet altijd punt aan einde.

  • Vraagteken bij vraag.   ?

  • Uitroepteken bij benadrukken zin.  !

Slide 7 - Diapositive

Hoofdletters

Slide 8 - Carte mentale

Wat schrijf je met een hoofdletter?

Slide 9 - Diapositive

Namen
Voornamen
Achternamen
Namen van scholen, organisaties etc.

Slide 10 - Diapositive

Namen van personen

Slide 11 - Diapositive

Aardrijkskundige namen
Landen
Plaatsen
Provincies

Slide 12 - Diapositive

Aardrijkskundige namen

Slide 13 - Diapositive

Feestdagen
Pasen
Pinksteren
Kerstmis

Slide 14 - Diapositive

Feestdagen

Slide 15 - Diapositive

Namen van bedrijven

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

In een zin:

Eerste letter van een zin
Na een dubbele punt als je aanhalingstekens gebruikt:

Slide 18 - Diapositive

En nu oefenen......

Slide 19 - Diapositive

Wat is goed?
A
Pinksteren
B
pinksteren

Slide 20 - Quiz

Wat is goed?
A
Christendom
B
christendom

Slide 21 - Quiz

Wat is goed?
A
Piet zei: "ik wil naar huis."
B
Piet zei: "Ik wil naar huis."

Slide 22 - Quiz

Wat is goed?
A
Mevrouw Van Dijk
B
Mevrouw van Dijk

Slide 23 - Quiz

Wat is goed?
A
Paashaas
B
paashaas

Slide 24 - Quiz

Wat is goed?
A
Rooms-Katholiek
B
rooms-katholiek

Slide 25 - Quiz


A
Groningen
B
groningen

Slide 26 - Quiz

Wat is goed?
A
We fietsen naar het noorden van Groningen
B
We fietsen naar het Noorden van Groningen

Slide 27 - Quiz

Wat is goed?
A
We fietsen naar noord-groningen.
B
We fietsen naar Noord-Groningen.
C
We fietsen naar noord-Groningen.

Slide 28 - Quiz

Wat is goed?
A
Apeldoorn-Zuid
B
Apeldoorn-zuid

Slide 29 - Quiz

Wat is goed?
A
Leidseplein
B
leidseplein

Slide 30 - Quiz

Wat is goed?
A
Kerst
B
kerst

Slide 31 - Quiz

Dus..... hoofdletters

  • Begin van de zin;
en... bij
  • Namen van personen;
  • Aardrijkskundige namen (en afleidingen daarvan);
  • Namen van bedrijven, organisaties en merken. 
  • Feestdagen

Slide 32 - Diapositive

Altijd maar 1 ? of !

Slide 33 - Diapositive

hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed

Slide 34 - Diapositive

Schrijf de tekst van de vorige slide op met leestekens en hoofdletters. Maak een foto en plaats hem hier

Slide 35 - Question ouverte

De tekst. 
"Hallo, hoe gaat het met jou?"
"Goed, en met jou? "
"Met mij gaat het ook goed. "
""Op welke dag zullen we afspreken, of hebben we al een afspraak? "
"Nee, ik geloof het niet. "
"Is maandag goed ? "
"Maandag is goed."

Slide 36 - Diapositive

De tekst. 
Hallo, hoe gaat het met jou?
Goed, en met jou? 
Met mij gaat het ook goed. 
Op welke dag zullen we afspreken, of hebben we al een afspraak? 
Nee, ik geloof het niet. 
Is maandag goed ? 
Maandag is goed.

Slide 37 - Diapositive

Hoe goed gaat het bij jou met hoofdletters en leestekens?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage