b1g 29 mei 2020

B1g 29 mei 2020
Bekijken H5 Spelling
Grammatica oefenen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

B1g 29 mei 2020
Bekijken H5 Spelling
Grammatica oefenen

Slide 1 - Diapositive

lid worden van de klas
word eerst lid van de klas
door in de app van Lessonup (lessonup app)
of op lessonup.app de volgende klascode in te voeren:
vogfg

Slide 2 - Diapositive

Even vooraf:
-Beweeg met je muis over het beeld en klik in het balkje op ‘gesprek weergeven’. Dan zie je rechts de vergader-chat verschijnen. Tijdens de les chat je alléén in de vergader-chat.
In de chat verschijnen geen opmerkingen over zaken die niets met de les te maken hebben, geen gifjes of andere overbodige toevoegingen.

-Pin even mijn videobeeld vast. Als je rechtsklikt op mijn beeld, kun je het vastpinnen.

-Als je vragen hebt over de theorie, kun je die in het wordbestand zetten: ga naar bestanden (niet de knop in je linkermenu, maar bovenin), open het bestand en klik op de 3 puntjes in de rechterbovenhoek. Kies daar openen in Browser. Daar kun je je vraag over de theorie in kwijt.

Slide 3 - Diapositive

In deze les gaan we
Even kijken of de verbindingen goed zijn
Jullie aanwezigheid noteren
Beginnen met een Lessonup (duh…)
Krijg je uitleg bij de Lessonup
Kijken we naar het huiswerk
Mag je opdrachten maken
Krijg je een huiswerkopdracht

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde
C
persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
D
onderwerp, werkwoordelijk gezegde, persoonsvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quiz

Wat is 'Wie van jullie' voor zinsdeel:

Wie van jullie kan deze zin goed ontleden?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk deel

Slide 23 - Quiz

Ik eet een ijsje.
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 24 - Quiz

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 25 - Quiz

Wij gingen brood kopen.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 26 - Quiz

'Kun jij het lijdend voorwerp in die zin vinden?'

Wat is het lijdend voorwerp in bovenstaande zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive