Elektrotechniek 1
1 / 13
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wet van ohm is als volgt:
A
P = I x U
B
R = U x I
C
I = U x R
D
U = I x R
Slide 3 - Quiz
Het meten van weerstand gaat als volgt:
A
Dit meet je als alles aan staat
B
Dit meet je met een voltmeter
C
Dit meet je aan een los component met multimeter
D
Dit kun je alleen berekenen
Slide 4 - Quiz
Een batterij / accu heeft altijd
A
Wisselspanning
B
Gelijkspanning
Slide 5 - Quiz
Bij een serieschakeling geldt:
A
De spanning is over alle componenten gelijk
B
De spanning verdeelt zich over componenten
Slide 6 - Quiz
En bij een serieschakeling geldt ook;
A
De stroom is op elk gedeelte verschillend
B
De stroom is overal hetzelfde
Slide 7 - Quiz
Je vindt ergens een accu en je meet even de spanning. Hij geeft 11,9 volt aan.
A
Deze accu is in orde en 100 % vol
B
Deze accu is waarschijnlijk defect
C
Dit zegt niet zoveel. Accutest noodzakelijk
Slide 8 - Quiz
Waarvoor wordt een relais gebruikt?
A
Om een kleine stroom te kunnen schakelen met een grote stroom
B
Parallelschakeling combineren met een serieschakeling
C
Om een grote stroom te kunnen schakelen met een kleine stroom
Slide 9 - Quiz
Klem 15 staat voor:
A
Massa
B
Geschakelde plus
C
Constante plus
D
Startsignaal
Slide 10 - Quiz
Klemcodering "31" staat voor
A
Geschakelde plus
B
Contactslot
C
Massa
D
Constante plus
Slide 11 - Quiz
Relais aansluitingen zijn als volgt:
A
85 = massa en 87 gaat naar verbruiker
B
86 = massa en 30 gaat naar verbruiker
C
30 is massa en 86 gaat naar verbruiker
D
Ze zijn allemaal fout
