Beeldspraak met mobiel

             Beeldspraak
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

             Beeldspraak

Slide 1 - Diapositive

 
Leerdoel: 
Je weet wat beeldspraak is. 


Slide 2 - Diapositive

Beeldspraak

Het is altijd figuurlijk taalgebruik.
Je gebruikt een 'beeld'
bedoeling: krachtige tekst


a. vergelijking
b. metafoor
c. personificatie

Slide 3 - Diapositive

krachtige boodschap

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

beeldspraak

Het is altijd figuurlijk taalgebruik.
Je gebruikt een 'beeld'
bedoeling: krachtige tekst


a. vergelijking
b. metafoor
c. personificatie

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 9 - Quiz

Hij ging er als een haas vandoor.
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 10 - Quiz

beeldspraak

Het is altijd figuurlijk taalgebruik.
Je gebruikt een 'beeld'
bedoeling: krachtige tekst


a. vergelijking
b. metafoor
c. personificatie

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Zoek de zin met een metafoor
A
Het peloton bereikte de voet van de berg.
B
Dat schaap heeft zich weer beet laten nemen.
C
Met lood in zijn schoenen begon hij de wedstrijd.

Slide 15 - Quiz



5. Hij is het zwarte schaap van de familie.
Noteer het figuurlijk taalgebruik en de stijfiguur.



Slide 16 - Question ouverte

beeldspraak

Het is altijd figuurlijk taalgebruik.
Je gebruikt een 'beeld'
bedoeling: krachtige tekst


a. vergelijking
b. metafoor
c. personificatie

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 20 - Quiz

Het leven lachte hem toe, maar zijn studieboek staarde hem misprijzend aan.
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
tegenstelling

Slide 21 - Quiz

Beeldspraak
  1. Een vergelijking is gebaseerd op een overeenkomst (met of zonder ‘als’). De kameel is als het schip der woestijn.
  2. Bij een metafoor is alleen het beeld overgebleven. Het schip der woestijn loopt in de hitte.
  3. Bij personificatie worden menselijke eigenschappen aan een abstract begrip of iets uit de natuur toegekend. Huilende wolken.

Slide 22 - Diapositive

Vergelijking
Metafoor
Personificatie
De bomen fluisteren zachtjes zijn naam.
Wat een zwijnenstal is het hier!
Jouw kamer lijkt wel een zwijnennstal.

Slide 23 - Question de remorquage