7.3 Oppervlakte van ruimtefiguren
1 / 29
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
De diameter is..
De diameter is...
A
Hetzelfde als de straal
B
2 keer de straal
Slide 2 - Quiz
De diameter is ...
De diameter is...
A
2,5 cm
B
5 cm
C
10 cm
Slide 3 - Quiz
Wat is de straal?
A
20m
B
40m
C
20cm
D
40cm
Slide 4 - Quiz
Bereken de oppervlakte van deze cirkel. Oppervlakte cirkel = 3,14 x straal x straal of pi x straal x straal
Slide 5 - Question ouverte
Bereken de omtrek van deze cirkel. Omtrek cirkel = 3,14 x diameter of pi x diameter
Slide 6 - Question ouverte
Als ik wil weten wat de oppervlakte is van het grasveld dan doe je
A
oppervlakte cirkel - oppervlakte rechthoek
B
oppervlakte rechthoek - oppervlakte cirkel
C
oppervlakte cirkel + oppervlakte rechthoek
D
oppervlakte rechthoek + oppervlakte cirkel
Slide 7 - Quiz
Oppervlakte driehoek = .....
A
zijde x bijbehorende hoogte
B
zijde x bijbehorende hoogte x 2
C
zijde x bijbehorende hoogte - 2
D
zijde x bijbehorende hoogte : 2
Slide 8 - Quiz
Oppervlakte driehoek GHI is?
A
24 x 40 = 960 cm2
B
24 x 32 = 768 cm2
C
(10 + 32) x 24 = 504 cm2
D
24 x 26 = 624 cm2
Slide 9 - Quiz
Hiernaast zie je een vijver met een tegelrand er om heen. Als je wil weten hoeveel tegels je om de rand wilt leggen dan heb je het over
A
oppervlakte
B
omtrek
Slide 10 - Quiz
Hiernaast zie je een vijver. Als je wil weten hoeveel vijverfolie ik op de bodem moet leggen dan heb je het over
A
oppervlakte
B
omtrek
Slide 11 - Quiz
Bij de inhoud van de doos bereken ik bv.
A
hoeveel papier je er op moet plakken
B
hoeveel er in de doos past
Slide 12 - Quiz
Om de inhoud van de doos in liters te berekenen,
A
maak je eerst overal m van
B
doe je 20 x 0,5 x 25
C
maak je eerst overal cm van
D
maak je eerst overal dm van
Slide 13 - Quiz
Bij de oppervlakte van de doos bereken ik bv.
A
hoeveel papier je er op moet plakken
B
hoeveel er in de doos past
Slide 14 - Quiz
Bij de oppervlakte van de doos bereken ik bv.
A
dm3
B
dm2
C
dm
D
dm4
Slide 15 - Quiz
Bij de oppervlakte van de doos bereken ik bv.
A
dm3
B
dm2
C
dm
D
dm4
Slide 16 - Quiz
Zet de LENGTEMATEN van GROOT naar KLEIN !
km
hm
dam
m
dm
cm
mm
Slide 17 - Question de remorquage
Ken jij je het rijtje oppervlaktematen al uit je hoofd?
Sleep de oppervlaktematen naar de juiste plek.
km²
hm²
dam²
m²
dm²
cm²
mm²
Slide 18 - Question de remorquage
Sleep naar de juiste plek:
inhoud
Lengtemaat:
oppervlakte
km
Meter (m)
dam2
Liter (l)/dm3)
ml / cm3
kl / m3
kuub / m3
m2
hm2
Slide 19 - Question de remorquage
bij oppervlakte doe je bij 1 stapje
A
x of : 10
B
x of : 100
C
x of : 1000
Slide 20 - Quiz
De uitslag (oppervlakte) van een cilinder bestaat uit.
π
A
2x cirkel + 1x rechthoek
B
1x cirkel + cilindermantel
C
π x diameter
D
π x straal² x hoogte
Slide 21 - Quiz
oppervlakte van de mantel?
A
3⋅2⋅π
B
omtrek cirkel x 3
C
oppervlakte cirkel x 3
D
omtrek cirkel x 2
Slide 22 - Quiz
hoe heet het grondvlak?
A
DEJI
B
DEFGH
C
EFKJ
D
IJKLM
Slide 23 - Quiz
Wat is van dit figuur het grondvlak
A
Het gedeelte wat op de grond ligt.
B
De cirkel waar je nu tegenaan kijkt.
C
weet ik niet
Slide 24 - Quiz
De grondvlak van deze piramide is een
A
Driehoek
B
Vierkant
C
Rechthoek
Slide 25 - Quiz
Wat is het grondvlak
van de prisma?
van de prisma?
A
Vlak A
B
Vlak B
C
Vlak C
D
Vlak D
Slide 26 - Quiz
Het grondvlak is een...
A
driehoek
B
vierkant
C
rechthoek
D
cirkel
Slide 27 - Quiz
Een kubus wordt vergroot met factor 3.
De inhoud van de vergrootte figuur wordt dan...................zo groot
De inhoud van de vergrootte figuur wordt dan...................zo groot
A
3 keer
B
6 keer
C
9 keer
D
27 keer
Slide 28 - Quiz
De cilinder wordt 1,8 keer vergroot. Hoeveel is de inhoud van de vergroting?
in liter?
in liter?
A
45 x 1,8 = 81
B
10 x 4,5 = 45
C
45 x 1,8³ = 262,44
D
45 x 10 x 1,8 = 810
