GR les 4: lijdend voorwerp


Nederlands

Grammatica 
H1A P1 2029-2020

Les 4:
Lijdend voorwerp

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Nederlands

Grammatica 
H1A P1 2029-2020

Les 4:
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Terugblik vorige les

Vorige les heb je geleerd hoe je ...

... een zin in zinsdelen verdeelt door verticale strepen te plaatsen.

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze les ...


... kun je het lijdend voorwerp in een zin herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Zinsdelen

Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen. 
Ieder zinsdeel heeft zijn eigen functie:

  • het werkwoordelijk gezegde vertelt wat het onderwerp doet
  • het onderwerp is de hoofdrolspeler en doet iets of is iets
  • het lijdend voorwerp is een bijrolspeler en ondergaat iets (doet zelf niets)

Slide 4 - Diapositive

Uitleg zinsdelen
Op de volgende slides vind je uitleg per zinsdeel.

werkwoordelijk gezegde slide 6 (herhaling)
onderwerp slide 7 (herhaling)
lijdend voorwerp slide 8 = nieuw! 

Slide 5 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde 

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin + aan het / te 

Hij wacht op de bus.                     wwgez = wacht
Hij was aan het treuzelen.         wwgez = was aan het treuzelen
Hij zat te staren.                             wwgez = zat te staren

Let op:
De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde!

Slide 6 - Diapositive

Het onderwerp (herhaling)
Het onderwerp is de hoofdrolspeler in een zin.
Het onderwerp doet iets of is iets.
Het geeft antwoord op de vraag: wie of wat + gez?

Kees geeft een brief aan Pim.                       Kees doet iets.
De buurman is al jarenlang postbode.      De buurman is iets. 

Kees en De buurman zijn de hoofdrolspelers.
Kees en De buurman zijn de onderwerpen. 

Slide 7 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is een van de bijrolspelers in een zin. 
Het ondergaat iets (doet zelf niets). 
Het geeft antwoord op de vraag: wat of wie + gez + ow?

Kees geeft een brief aan Pim. 
Een brief ondergaat iets. Hij wordt gegeven (en doet zelf niets). 
Hein ontvangt het rapport van zijn baas. 
Het rapport ondergaat iets. Het wordt ontvangen (en doet zelf niets).

Slide 8 - Diapositive

Uitleg volgorde benoemen
Op de volgende slide volgt nog een stukje uitleg. 
Deze gaat over de volgorde waarin je de zinsdelen in een zin benoemt.
Het is belangrijk dat je deze volgorde altijd toepast!

Slide 9 - Diapositive

Volgorde zinsdelen benoemen
Als je zinsdelen gaat benoemen, doe je dat altijd in onderstaande volgorde:

  1. benoem het werkwoordelijk gezegde 
  2. benoem het onderwerp
  3. benoem het lijdend voorwerp

Stukjes van de zin die al zijn benoemd, kunnen niet nog een keer benoemd worden. Ieder zinsdeel heeft 1 functie! Een stukje van een zin is dus: óf werkwoordelijk gezegde óf onderwerp óf lijdend voorwerp (of iets anders).  

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag!
Op slide 12 t/m 26 vind je de opdrachten.
Lees eerst goed wat je moet doen!

Wat moet je doen?
  1. Neem de zin over.
  2. Verdeel de zin in zinsdelen (door verticale strepen te plaatsen).
  3. Benoem daarna: werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp.







Slide 11 - Diapositive

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

1. Ik wacht in de winkel.

Slide 12 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

2. Het broedkastje hangt in de boom.

Slide 13 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

3. De scheidsrechter gaf de verdediger een rode kaart.

Slide 14 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

4. Hier mag men roken.

Slide 15 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

5. We hebben gisteren in het stadion getraind.

Slide 16 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

6. Vanochtend maakte ik het ontbijt voor mijn moeder klaar.

Slide 17 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

7. Enthousiast vertelde hij mij gisteren een verhaal.

Slide 18 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

8. Een goede juwelier werkt altijd heel precies.

Slide 19 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

9. Dat kasteel is jaren geleden gerestaureerd.

Slide 20 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

10. Haar neefje kan heel goed liegen.

Slide 21 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

11. De leerlingen leren grammatica tijdens de Nederlands les.

Slide 22 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

12. Tijdens de wedstrijd pakt de voetballer de bal op.

Slide 23 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

13. Peter is al heel lang vermist.

Slide 24 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv
14. Wie van het Nederlands elftal krijgt dit keer een rode kaart?

Slide 25 - Question ouverte

Zet strepen tussen de zinsdelen
Benoem: wwgez, ow, lv

15. Oranje heeft dit jaar de poule gewonnen.

Slide 26 - Question ouverte

Tot slot ...
... een aantal vragen om te checken of je het lesdoel hebt behaald.

Slide 27 - Diapositive

Vertel in je eigen woorden wat de functie van het lijdend voorwerp is.

Slide 28 - Question ouverte

Lukte het om het lijdend voorwerp in de zin te benoemen?
A
Ja
B
Nee: maak dan de extra opdrachten!

Slide 29 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp (bijrolspeler die iets ondergaat)

1. Mijn broertje is een heerlijke appeltaart aan het bakken.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 30 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp (bijrolspeler die iets ondergaat)

2. Volgende week gaan we hardlopen in het park.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 31 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp (bijrolspeler die iets ondergaat)

3. De nieuwe leraar muziek schijnt heel aardig te zijn.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 32 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp (bijrolspeler die iets ondergaat)

4. Mijn oom is sinds gisteren arts geworden.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 33 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp (bijrolspeler die iets ondergaat)

5. Hij leert altijd heel goed voor zijn proefwerk.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 34 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp (bijrolspeler die iets ondergaat)

6. Zullen we vandaag gaan fietsen?
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 35 - Quiz

Einde van de les!

Goed gewerkt!

Slide 36 - Diapositive