Week 1 Lezen H4 (H2 lezen 6e)

Goedemorgen 4E
Uitleg camera
Examen tekst
- Samen tekst lezen (actief)
- Groepjes maken 
- Per 3 vragen maken 

Nieuw verhaal fictie (KIJK NIET ACHTEROM)
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
nederlanMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Goedemorgen 4E
Uitleg camera
Examen tekst
- Samen tekst lezen (actief)
- Groepjes maken 
- Per 3 vragen maken 

Nieuw verhaal fictie (KIJK NIET ACHTEROM)

Slide 1 - Diapositive

Groepjes
Groepje 1 Loraine, Devlin, Maura

Groepje 2 Amber, Marie, Naomi

Groepje Basmala, Alaa, Elif, Gizem

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Antwoorden opdracht 2
2 Onder het kopje ‘Waarom deze training?’(al. 5, zoekend lezen)
3 maximaal dertien leerlingen (onder kopje Training: zoekend lezen)
4 Onder het kopje ‘Wie en wat’ (zoekend lezen)
5 met het maken van een sollicitatiebrief en een cv naar aanleiding van zelfgekozen vacature (zoekend lezen)
6 professionals die ervaring hebben met sollicitatiegesprekken (zoeken lezen)
7 professionals, achtergrond sluit aan bij de sector die leerlingen kiezen (al 4. zoekend lezen)
8 ja, de bron is te vinden op internet en telefoonnummers zijn gegeven.

Slide 4 - Diapositive

Bij welk verband hoort het signaalwoord omdat?
A
reden
B
oorzaak/gevolg
C
conclusie
D
vergelijking

Slide 5 - Quiz

Wat is geen signaalwoord van doel/middel
A
om
B
door middel van
C
eveneens
D
daarmee

Slide 6 - Quiz

Wat is een signaalwoord van tegenstelling?
A
zoals
B
daarentegen
C
als
D
indien

Slide 7 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord NADAT?

Slide 8 - Question ouverte

Bij welk verband hoort het signaalwoord MITS?
A
doel/middel
B
conclusie
C
voorwaarde
D
reden

Slide 9 - Quiz

Dus en kortom zijn signaalwoorden van conclusie. Ken je er nog een?

Slide 10 - Question ouverte

Met welke vraag vind je de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 11 - Question ouverte

Aan de slag!
Lezen H4 blz. 121
- Opdracht 3
timer
25:00

Slide 12 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 13 - Question ouverte

Voor welk publiek is deze tekst bedoeld?
A
Voor de lezers van de NOS-site
B
Voor McDonalds liefhebbers
C
Voor maatschappelijke werkers
D
Voor McRefugees

Slide 14 - Quiz

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in de eerste alinea ingeleid?
A
Door een aantal voorbeelden
B
door het onderwerp te noemen
C
Door een persoonlijk verhaal
D
Met een korte samenvatting

Slide 15 - Quiz

In de tekst wordt uitgelegd wat een McRefugee is. Noem twee kenmerken van een McRefugee

Slide 16 - Question ouverte

Van welk verband is er vooral sprake in alinea 1?


A
voorbeeld
B
doel/middel
C
toelichting
D
voorwaarde

Slide 17 - Quiz

‘In tegenstelling tot wat hun naam doet vermoeden, blijken lang niet alle McRefugees dakloos.’ (al. 2)
Over welke tegenstelling wordt hier gesproken?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de functie van alinea 3 ten opzichte van alinea 2?
A
Alinea 3 noemt een gevolg bij alinea 2
B
Alinea 3 noemt een middel bij alinea 2
C
Alinea 3 vorm een opsomming met alinea 2
D
Alinea 3 vorm een tegenstelling bij alinea 2

Slide 19 - Quiz

Welke andere benamingen worden er in de alinea’s 1 tot en met 3 gebruikt voor McRefugees?

Slide 20 - Question ouverte

Aan welk signaalwoord herken je het voorbeeld van ‘arm zijn in de ziel’?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het belangrijkste doel van de laatste alinea van de tekst? De schrijver wil de overheid ...
A
Aansporen om adviezen op te volgen van JCI
B
aansporen om onderzoek te doen naar de bevolking
C
informeren over de misverstanden in de stad Honkong
D
Waarschuwen voor de toename van McRufgees

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!
blz. 124 lezen
- Opdracht 3 maken

Slide 23 - Diapositive

Wat kan je verwachten?
- Toets lezen 10% herkansbaar
- Toets zakelijke brief 8% niet herkansbaar
- Presentatie profielwerkstuk herkansbaar

28 maart toetsweek

12 mei start examen


Slide 24 - Diapositive

Vul een signaalwoord in
1 In de zomervakantie had ik een bijzonder aardig baantje, [?] daar heb ik nu geen tijd meer voor.
 
2 Ik moet straks [?] naar de kapper, [?]moet ik ook nog een boodschap doen.[?]kom ik nog bij je langs.

3 Ons team presteerde slecht, [?] we net gehoord hadden dat onze trainer was ontslagen.

4 Voor roeien heb je sterke arm- en beenspieren nodig; [?] doe ik veel aan krachttraining.

5 Mijn broer houdt van avontuurlijke reizen; [?] is hij onlangs naar het Amazonegebied geweest.

Slide 25 - Diapositive

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan

Slide 26 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 27 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 28 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 29 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 30 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
tenslotte
C
tegenover
D
zoals

Slide 31 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar

Slide 32 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 33 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?



A
zoals
B
echter

Slide 34 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna

Slide 35 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 36 - Quiz

Aan de slag!
Lezen H3 blz. 8
Opdracht 4 samen lezen

Slide 37 - Diapositive