Redekundig ontleden les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Nederlands

planning tot de volgende toets:

Toetsweek - onderdeel lezen 

daarna - spelling + grammatica
(veel onderwerpen, dus we werken tot de kerst aan grammatica en lezen).

Redekundig ontleden

Zoek in tweetallen zoveel mogelijk informatie over redekundig ontleden.

Wat kun je vertellen over redekundig ontleden?

Voorbereiden QUIZZ

Les 19 + pagina 181 t/m 183 

Grammatica

Quiz 

Redekundig ontleden herhalen 

Doel

Een zin kunnen verdelen in de juiste zinsdelen en de zinsdelen benoemen.

Een persoonsvorm kun je op 3 manieren in een zin vinden.

1. waar
2. niet waar

Het onderwerp van de zin vind je door de volgende vraag te stellen:

1. Wie doet het?
2. Waar + pv+ wg?
3. wie/wat+ pv?
4. Wat gebeurt er in de zin?

De docent geeft de boeken aan de leerlingen.
Wat is juist?

1. mwv= aan de leerlingen
2. lv= de docent
3. wwgez= geeft aan
4. ond= de boeken

Mijn vader heeft een huis in Spanje gekocht.

1. in Spanje= lv
2. heeft gekocht= wwg
3. Mijn vader=pv
4. een huis= ow

[Tegenwoordig][bemoeit ][Kaat ][zich][ook ][met het persoonlijk leven van mijn vrienden.] Wat is het wwg?

1. bemoeit leven
2. bemoeit zich
3. bemoeit
4. leven

Het plannetje van de leerlingen /lijkt /hem/ ontzettend leuk. /

Dikgedrukte zinsdeel = ...?

1. meewerkend voorwerp
2. onderwerp
3. bijwoordelijke bepaling
4. lijdend voorwerp

Het plannetje van de leerlingen /lijkt /hem/ ontzettend leuk. /
hem = ?

1. onderwerp
2. bijwoordelijke bepaling
3. meewerkend voorwerp
4. lijdend voorwerp

Hebben jullie vanavond de krant gelezen? Noteer het wwg.

Meewerkend voorwerp

/De minister/ kondigde/ de pers /zijn ontslag/ aan.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. De minister
2. de pers
3. zijn ontslag
4. geen mw

Dat oude boek moet vader laten inbinden bij de boekbinder.
Wat is het wwg?

1. moet
2. laten inbinden
3. inbinden
4. moet laten inbinden

Dat oude boek moet vader laten inbinden bij de boekbinder.
Dat oude boek = ?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Opdracht

Les 19

Noteer de zinnen van opdracht 1 in je schrift (laat ruimte over tussen de zinnen).

Benoem de zinsdelen - [PV] [OW] [WWGEZ] [LV] [MW] [BP]