Fragewörter üben 2H

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Fragewörter üben

We oefenen met deze LessonUp de Duitse vraagwoorden.

Je controleert zo of je ze nu al goed genoeg kent. 

En welke vraagwoorden je eventueel extra aandacht aan moet besteden.

We maken de LessonUp klassikaal. Steek een vinger op als je tussendoor een vraag hebt.

Welke Duitse vraagwoorden ken je al?

Welke 9 vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

Kontrolle! :)

Vul jij het juiste vraagwoord in?

(wanneer) ________ kommst du morgen? Ich komme morgen um halb 10.

1. wer
2. wie
3. wo
4. wann

(waarom)_______ hast du das gemacht?

1. wann
2. warum
3. wohin
4. woher

_______ hast du das gemacht?

(er zijn 2 antwoorden goed)

1. wann
2. warum
3. wohin
4. woher

_______ Musik ist gut?

1. was
2. wie
3. welche
4. wohin

(waarvandaan) ______ kommst du? Aus Frankreich

1. woher
2. wohin
3. warum
4. welche

Wat betekenen deze Duitse vraagwoorden in het NL? wo/wann/wohin

1. wanneer/als/waarvandaan
2. wie/wanneer/waarheen
3. waar/wanneer/waarheen
4. waar/wanneer/waarvandaan

Wer

Wie

Woher

Wo

Wann

Warum

Wohin

waar

Was

Wie

Hoe

waarvandaan

wanneer

waarom

waarheen

wat

Und?

Hoe ging het?

Wat ging goed?

Waar moet je nog 

aandacht aan besteden?